Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/3158/JA, 10 februari 2006, beroep
Uitspraakdatum:10-02-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/3158/JA

betreft: [klager] datum: 10 februari 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Hunnerberg te Nijmegen,

gericht tegen een uitspraak van 11 november 2005 van de beklagcommissie bij voormelde j.j.i., gegeven op een klacht van [...], geboren op [1987], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 januari 2006, gehouden in de j.j.i. Den Engh te Den Dolder, zijn gehoord [vertegenwoordiger directeur] namens voormelde directeur en klager.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van een dagdeel op 7 oktober 2005 van 14.30 uur tot 18.00 uur en
b. een disciplinaire straf van ‘kamerplaatsing’ volgend op a. vanaf 15.00 uur tot het moment van insluiten, 20.30 uur, tot en met 10 oktober 2005.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Gewoonlijk heeft de beveiliging geen toestemming om de kamers van de jongeren binnen te gaan, tenzij de geconsigneerde, een directielid, daartoe
toestemming geeft. De directeur had toestemming gegeven, dit is aan de orde geweest in het afstemmingsoverleg, om gedurende de Ramadan de beveiliging toe te staan om thee op de kamers van de jongeren binnen te brengen en niet door de luikjes aan te
geven. De afdelingsleiding was hiervan ook op de hoogte. Dit is ook besproken tijdens de zitting van de beklagcommissie, maar niet in de uitspraak vermeld. De afspraak is niet schriftelijk vastgelegd.

Door klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Er is vaker een rooklucht te ruiken op klagers kamer. Zijn kamer is vlakbij de luchtplaats van een andere groep en de rook blijft hangen in zijn kamer.
De afzuiginstallatie in zijn kamer werkt niet goed. Klager heeft die dag niet gerookt op zijn kamer. Als hij dat wel gedaan zou hebben, zou hij dat gezegd hebben. Als hij zou liegen, zou hij ook niet zeggen dat hij wel eens rookt op de kamer. De thee
werd voorheen aangegeven door de luikjes en niet op kamer gebracht door de beveiliging. Ineens werd op 7 oktober 2005 de thee binnengebracht. Klager wist niet dat de beveiliging toestemming had om tijdens de Ramadan de thee op de kamers binnen te
brengen. De leiding wist dat ook niet. Hij weet wel dat de beveiliging geen toestemming heeft van de leiding om de kamers van de jongeren binnen te gaan.

[Vertegenwoordiger directeur] heeft ter zitting van de beroepscommissie toegezegd dat zij de beschikking oplegging disciplinaire straf, als vermeld onder b., zal toesturen aan de beroepscommissie.

Op 24 januari 2006 is per faxbericht een schrijven van [vertegenwoordiger directeur] ontvangen inhoudende dat de aanzegging van de disciplinaire straf niet in een afzonderlijke beschikking is vermeld, maar terecht is gekomen in de aanzegging
ordemaatregel, welke reeds in het bezit van de beroepscommissie is.

Op 27 januari 2006 is door [vertegenwoordiger directeur] telefonisch toegelicht dat de ordemaatregel vermeld onder a. op 7 oktober 2006 een dagdeel heeft geduurd, en dat de aansluitende disciplinaire straf heeft geduurd van 15.00 uur tot het moment
van
insluiten om 20.30 uur tot en met 10 oktober 2005. Deze mededeling strookt echter niet met hetgeen is vermeld in de aanzegging ordemaatregel.

3. De beoordeling
Met betrekking tot onderdeel a. en b.:
Uit de toelichting namens de directeur, hetgeen volgens de vertegenwoordiger van de directeur eerder door haar is verklaard tijdens de zitting van de beklagcommissie maar niet is opgenomen in de uitspraak van de beklagcommissie, is gebleken dat
beveiligingspersoneel gedurende de Ramadan toestemming van de directeur had om thee binnen te brengen in de kamers van de jeugdigen.

Tijdens het binnenbrengen van de thee is door het beveiligingspersoneel geconstateerd dat in de kamer van klager een rooklucht hing. Klager heeft hiervoor een begrijpelijke reden gegeven, die door de vertegenwoordiger van de directeur niet is betwist.
Derhalve is naar het oordeel van de beroepscommissie de beslissing van de directeur om klager terzake de betreffende ordemaatregel en disciplinaire straf op te leggen niet redelijk en/of billijk. De beroepscommissie zal het beroep van de directeur
ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met wijziging van de gronden.

Overigens merkt de beroepscommissie op dat de toetsing door de beklagcommissie, voorzover deze inhoudt dat de constatering van de rooklucht op onrechtmatige wijze is verkregen en dit tot gegrondheid van het beklag dient te leiden, een toetsing is die
in
een strafrechtelijke procedure wellicht tot uitsluiting van het onrechtmatig verkregen bewijs zal leiden, maar dat het beklagrecht een dergelijke toetsing niet kent.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.A. Flinterman, voorzitter, mr. drs. T.A.M. Louwe en mr. D.A.N. Bartels, leden, bijgestaan door mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 10 februari 2006

secretaris voorzitter

Naar boven