Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2693/JA, 10 februari 2006, beroep
Uitspraakdatum:10-02-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2693/JA

betreft: [klager] datum: 10 februari 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1986], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 26 oktober 2005 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Hartelborgt te Spijkenisse,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 januari 2006, gehouden in de j.j.i. Den Engh te Den Dolder, zijn klager en de directeur van j.j.i. De Hartelborgt niet verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van 24 uur opsluiting in een strafcel en vervolgens 24 uur opsluiting in de eigen kamer wegens het aantreffen van hasj.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager en de directeur hebben hun standpunten, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Op het bij de stukken gevoegde strafformulier is niet ingevuld door welk personeelslid klager op de hoogte is gesteld dat schriftelijk verslag aan de directeur zou worden gedaan. Voorts is niet aangekruist op welke gronden de disciplinaire straf aan
klager is opgelegd en blijkt uit het formulier niet of klager vóór de strafoplegging is gehoord. Niet aangegeven is door wie de beslissing is genomen en derhalve staat ook niet vast dat de beslissing door de directeur is genomen. De beroepscommissie
zal, nu niet is gebleken dat is voldaan aan de eisen als gesteld in artikel 4, vierde lid, artikel 54, eerste lid, artikel 55, eerste lid en artikel 61, eerste lid, Bjj het beroep formeel gegrond verklaren en op dit punt de beslissing van de
beklagrechter vernietigen. Zij ziet, gelet op het hierna volgende, geen reden om klager terzake een tegemoetkoming toe te kennen.
De betreffende disciplinaire straf is aan klager opgelegd in verband met het aantreffen van hasj in een kamer, waar klager tevoren had verbleven. Gelet op de mededelingen, die klager aan een personeelslid heeft gedaan, is aannemelijk geworden dat de
aangetroffen hasj klagers eigendom was. De beroepscommissie is van oordeel dat in dit licht bezien de beslissing van de directeur om klager terzake de betreffende disciplinaire straf op te leggen niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.
De beroepscommissie zal dit onderdeel van het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter op dit punt bevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep formeel gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag formeel gegrond. Zij kent klager terzake geen tegemoetkoming toe. Verklaart het beroep voor het overige ongegrond
en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.A. Flinterman, voorzitter, mr. drs. T.A.M. Louwe en mr. D.A.N. Bartels, leden, bijgestaan door mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 10 februari 2006

secretaris voorzitter

Naar boven