Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/3144/GV, 2 februari 2006, beroep
Uitspraakdatum:02-02-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/3144/GV

betreft: [klager] datum: 2 februari 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 december 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouwe, mr. J.A. Neslo te Almere, om zijn beroep schriftelijk toe te lichten. Namens klagers raadsvrouwe is op 3 januari
2006 verzocht om verruiming van de termijn om schriftelijk te mogen reageren in verband met haar afwezigheid tot 17 januari 2006. Aan de raadsvrouwe is die verruiming van de termijn toegestaan. Klagers raadsvrouwe heeft niet nader gereageerd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager begrijpt niet waar de Minister het gebrek aan vertrouwen in een goed verloop van het verlof op
baseert. Hij heeft tijdens zijn detentie nooit een disciplinaire straf opgelegd gekregen. Eerdere verloven – in de tijd dat hij in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Westlinge verbleef – zijn altijd goed verlopen. Klager heeft na zijn verblijf
in
Westlinge nog vijf maanden in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) Niendure verbleven. Vanuit die z.b.b.i. is hij teruggeplaatst naar een gesloten inrichting omdat hij – ten onrechte – werd beschuldigd van het lastig vallen van een
vrouwelijk personeelslid. Tegen die beslissing is klager in beklag bij de beklagcommissie. Aan klager is nooit kenbaar gemaakt dat hij na de terugplaatsing niet meer met verlof zou mogen. Klager is daarnaast van mening dat die overplaatsing nog niet
definitief is en dat alleen daarom al die overplaatsing niet als een reden voor het weigeren van verlof mag worden opgevoerd. Klager voert daarbij nog een aantal omstandigheden aan, waaruit kan blijken dat klager zich heeft gehouden aan alle in de
z.b.b.i. gemaakte afspraken en daarnaast heeft hij een mededeling van de telefoonaanbieder Vodafone overgelegd, waaruit kan blijken dat hij op 3 oktober 2005 tussen 09.00 uur en 17.00 uur geen uitgaande gesprekken heeft gevoerd met een mobiele telefoon
met nummer 0621425808.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verzoek om algemeen verlof is afgewezen omdat klager kort tevoren om disciplinaire redenen is teruggeplaatst naar een gesloten inrichting. Die terugplaatsing geschiedde naar aanleiding van zijn gedrag op de plaats waar hij vanuit de z.b.b.i.
Niendure te werk was gesteld. Volgens de werkgever heeft klager zich niet aan de gemaakte afspraken met betrekking tot contacten met het vrouwelijke personeel en het niet mogen bellen gehouden. Op grond van die voorvallen is de Minister van mening dat
klager zich niet aan gemaakte afspraken kan houden. Gelet daarop bestaat er thans onvoldoende vertrouwen in een ongestoord verloop van het verlof.

Op klagers verlofaanvraag is het volgende advies uitgebracht.
Namens de directeur van de locatie Lelystad is positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Daarbij is aangegeven dat bij dit advies de voorgeschiedenis van klager is meegewogen maar dat zijn gedrag in de inrichting voor de directeur de
doorslag heeft gegeven om te komen tot dat positieve advies.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 34 maanden met aftrek, wegens overtreding van het bepaalde in artikel 2 en 10 van de Opiumwet. Aansluitend dient hij twee gevangenisstraffen van respectievelijk veertien dagen en 3 maanden te ondergaan. De
wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 1 juni 2006. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 2 dagen en – in totaal – 23 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving
verkeersvoorschriften te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Klager is vanuit de z.b.b.i Niendure te Almelo – na een kort verblijf in het huis van bewaring Almelo – overgeplaatst naar de gevangenis Lelystad. Reden voor die overplaatsing was het niet nakomen van gemaakte afspraken in het kader van zijn
tewerkstelling vanuit de z.b.b.i. Niendure bij een (externe) werkgever. Deze omstandigheid kan in beginsel worden aangemerkt als een contra-indicatie voor verlofverlening. Nu evenwel niet is gebleken van problemen bij eerdere verlofverleningen – zowel
regimair als overig verlof – en de directeur van de inrichting waarin klager thans verblijft positief heeft geadviseerd, acht de beroepscommissie de hiervoor genoemde contra-indicatie – temeer nu op het daaromtrent ingediende beklag kennelijk nog niet
definitief is beslist – onvoldoende zwaarwegend, om enkel op grond daarvan te komen tot een afwijzing van het verzoek om algemeen verlof. Gelet daarop moet de bestreden beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen,
als onredelijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard en aan de Minister zal worden opgedragen om – met inachtneming van deze uitspraak - een nieuwe beslissing te nemen.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing ongedaan gemaakt kunnen worden, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van drie weken (na ontvangst).
Zij bepaalt dat aan klager in dit geval geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 2 februari 2006.

secretaris voorzitter

Naar boven