Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1885/GA, 26 januari 2006, beroep
Uitspraakdatum:26-01-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1885/GA

betreft: [klager] datum: 26 januari 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 27 juni 2005 van de alleensprekende beklagrechter bij de gevangenis Zuyderbos te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde gevangenis in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw mr J. Serrarens, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het weigeren van bezoek.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De beklagrechter heeft het klaagschrift niet laten vertalen en daardoor geen acht geslagen op het daarin opgenomen verzoek. Ter zitting werd
geen
gebruik gemaakt van een professionele tolk maar van een medegedetineerde die de Turkse taal niet voldoende machtig was.
Klager heeft het afdelingshoofd op de hoogte gebracht van het voorgenomen bezoek van twee vrienden op 9 mei 2005. De betreffende vrienden zijn van beroep journalist, maar zij zouden niet in deze hoedanigheid klager komen bezoeken. Het afdelingshoofd
heeft het verzoek goedgekeurd onder de voorwaarde dat de bezoekers als vrienden zouden komen en niet als journalisten en dat zij hun apparatuur niet mee naar het bezoek zouden nemen, maar achterlaten bij de portier/receptie. De betreffende personen
hebben eveneens de inrichting opgebeld en toestemming verkregen om klager te bezoeken. Nadat de betreffende personen in de inrichting arriveerden, werd hun medegedeeld dat de directeur niet akkoord ging met het geplande bezoek. Klager begrijpt niet
waarom het bezoek is geweigerd, nu aanvankelijk hiervoor toestemming was verleend, zij zich aan hun afspraken hielden en één van de bezoekers al eerder bij klager op bezoek was geweest, zonder dat daartegen bezwaren bestonden. Klager ontkent de
mededeling van de directeur op de zitting van de beklagrechter, dat de bezoekers bij binnenkomst gezegd zouden hebben dat zij kwamen voor een radio/televisie-interview.
De directeur had het bezoek op 9 mei 2005 niet mogen weigeren. De ministeriële circulaire contacten tussen gedetineerden en media van 18 juni 1999 is niet relevant nu de bezoekers niet als journalisten maar als vrienden kwamen en niet voornemens waren
cliënt te interviewen of te filmen.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Door klager is aangevoerd dat het onderzoek van de beklagrechter onvoldoende en/of onvolledig is geweest omdat is nagelaten het klaagschrift te laten vertalen en klager ter zitting voor de beklagrechter niet werd bijgestaan door een professionele tolk.
Daargelaten de juistheid van klagers stelling, kan daaraan voorbij worden gegaan nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld. De beroepscommissie heeft overigens het klaagschrift dat in de Turkse taal is opgesteld, laten vertalen.

Op grond van artikel 38, eerste lid, Pbw heeft de gedetineerde het recht gedurende tenminste
één uur per week op in de huisregels gestelde tijden en plaatsen bezoek te ontvangen. Op grond van het derde lid van voornoemd artikel en artikel 36, vierde lid, Pbw kan de directeur de toelating tot de gedetineerde van een bepaald persoon of van
bepaalde personen weigeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, de opsporing van strafbare feiten, of de bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij misdrijven. Op
grond van artikel 58, tweede lid, onder b, Pbw geeft de directeur de gedetineerde een mededeling omtrent de weigering van de toegang van een bepaald persoon als bedoeld in artikel 38, derde lid, Pbw, welke mededeling ingevolge eerstgenoemd artikel
schriftelijk dient te geschieden. Op 9 mei 2005 heeft de directeur besloten twee personen die zich bij de inrichting hadden gemeld om klager te bezoeken, de toegang te weigeren. Uit de stukken is niet gebleken dat omtrent de weigering van het bezoek
door de directeur een schriftelijke mededeling aan klager is uitgereikt. Op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van de beroepscommissie van 21 december 2005 is geen reactie gekomen. Gelet op het vorenstaande dient het beroep formeel gegrond te
worden verklaard. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond als voorschreven, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 26 januari 2006

secretaris voorzitter

Naar boven