Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2007/GA, 26 januari 2006, beroep
Uitspraakdatum:26-01-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2007/GA

betreft: [klager] datum: 26 januari 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een achttal bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 5 augustus 2005 van de alleensprekende beklagrechter bij het huis van bewaring (h.v.b.) Zeist,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormeld h.v.b. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft – voorzover in beroep aan de orde –:
a. het niet uitbetalen van arbeidsloon in verband met werkzaamheden, verricht als lid van de gedetineerdencommissie (Gedeco);
b. het niet verlenen van een aangevraagd verlof;
c. het op 22 april 2005 aan klager opleggen van een disciplinaire straf van een
time-out voor de duur van één uur;
d. een (interne) overplaatsing van afdeling E naar afdeling B van de inrichting;
e. het niet mogen inzien van het penitentiair dossier van een medegedetineerde;
f. het niet meewerken aan de totstandkoming van een bezoekregeling tussen klager en een medegedetineerde;
g. het – op de voorlaatste dag van zijn detentie – niet mogen inzien van zijn penitentiair dossier.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag ten aanzien van de onderdelen a en b en de overige onderdelen van het beklag ongegrond verklaard, één en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt
– zakelijk weergegeven – toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a:
Eén of twee andere Gedecoleden ontvingen voor hun lidmaatschap een vergoeding van € 6,50 per week. Eén en ander kan blijken uit de notulen van de Gedeco-overleggen. Klager is van mening dat er sprake is van ongelijke behandeling en eist alsnog de
vergoeding voor de door hem verrichte Gedeco-werkzaamheden. Daarnaast wenst hij een tegemoetkoming voor het ongemak van het lange moeten wachten op die vergoeding. Klager is van mening dat een tegemoetkoming van € 10,- redelijk is.
Ten aanzien van onderdeel b:
De directeur heeft bij de afwijzing van het verzoek om verlof geen goede belangenafweging gemaakt. Hij heeft de belangen van klager en van de inrichting in het geheel niet in kaart gebracht. Een afweging was daarom onmogelijk. Door zo te handelen is
klager belemmerd in zijn resocialisatie. Klager verzoekt om hem terzake van het door hem ondervonden ongemak een tegemoetkoming toe te kennen van € 500,-.
Ten aanzien van onderdeel c:
Aan klager is door het afdelingspersoneel – in strijd met de wet – een disciplinaire straf van één uur time-out opgelegd. Na ongeveer twintig minuten heeft het afdelingshoofd die time-out omgezet in een disciplinaire straf van één dag opsluiting in de
eigen cel. Klager is van mening dat dit zijn rechtszekerheid aantast. Bij de mededeling dat klager een time-out kreeg werd aan klager tevens verslag aangezegd. Klager is van mening dat deze beide mededingen zich niet met elkaar verdragen.
Ten aanzien van onderdeel d:
Bij de overplaatsing van klager heeft de directeur onvoldoende rekening gehouden met de belangen van klager. Door die overplaatsing werd het contact tussen klager en een medegedetineerde, voor wie klager als gemachtigde optrad, ernstig bemoeilijkt. De
betreffende gedetineerde is afhankelijk van de hulp van derden.
Ten aanzien van de onderdelen e en f:
De directeur heeft zijn beslissing om klager niet toe te staan het penitentiair dossier van een medegedetineerde in te zien en niet mee te werken aan de totstandkoming van een bezoekregeling met die medegedetineerde, geen rekening gehouden met de
tussen
klager en die medegedetineerde bestaande overeenkomst, op grond waarvan klager als gemachtigde voor hem optrad. De directeur heeft daarom geen goede belangenafweging gemaakt alvorens tot zijn beslissing te komen.
Ten aanzien van onderdeel g:
Op grond van de wet moet van iedere gedetineerde een penitentiair dossier worden aangelegd. Klager heeft bij herhaling verzocht om inzage daarvan. Het is aan de directeur toe te rekenen dat klager van dat inzagerecht geen gebruik heeft kunnen maken.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd ten aanzien van de onderdelen a, b en d tot en met g van het beklag kan - voorzover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de
beklagrechter.
Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel c van het beklag geldt het volgende.
De beklagrechter heeft deze klacht opgevat als zijnde gericht tegen een aan klager opgelegde disciplinaire straf van één dag opsluiting in de eigen cel, wegens het zich onttrekken aan een dagelijkse telling. Blijkens het klaag en beroepschrift is de
klacht evenwel niet zozeer gericht tegen die disciplinaire straf als wel tegen de voorafgaande insluiting in de eigen cel met aanzegging van verslag, in afwachting van de afhandeling van dat verslag en een beslissing daaromtrent van de directeur. De
beroepscommissie verstaat dat de betreffende inrichtingsmedewerker klager in afwachting van die afhandeling in afzondering in de eigen cel heeft willen plaatsen als bedoeld in artikel 24, vierde lid, van de Pbw (het zgn. bewaardersarrest). De
omstandigheid dat hij daarbij de term “time-out” heeft gebruikt doet daaraan – mede nu die afzondering volgens klagers eigen verklaring slechts enige tientallen minuten heeft geduurd en hem aansluitend een disciplinaire straf is opgelegd – niet af. De
beroepscommissie acht de toepassing van dat bewaardersarrest in dit geval niet in strijd met de wet noch moet de beslissing om dat bewaardersarrest toe te passen – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – onredelijk of onbillijk worden
geacht. Dit maakt dat dit onderdeel van het beklag ongegrond is en dat de beslissing van de beklagrechter ook in zoverre – zij het op andere gronden – moet worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt – voorzover in beroep aan de orde – de uitspraak van de beklagrechter, met wijziging van de gronden ten aanzien van onderdeel c.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 26 januari 2006

secretaris voorzitter

Naar boven