Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2322/GA, 26 januari 2006, beroep
Uitspraakdatum:26-01-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2322/GA

betreft: [klager] datum: 26 januari 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Dordtse Poorten te Dordrecht,

gericht tegen een uitspraak van 19 september 2005 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 december 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager en [...], directeur van de locatie Dordtse Poorten.
De raadsvrouwe van klager, mr. C. Wendenburg, heeft telefonisch laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Van het horen van de directeur is verslag opgemaakt. Een kopie van het verslag van horen is naar klagers raadsvrouwe gestuurd. Bij faxbericht van 2 januari 2006 heeft klagers raadsvrouwe op het verslag van horen gereageerd, welke reactie ter
kennisneming naar de directeur is gestuurd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering om te beslissen op klagers verlofaanvraag.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In het faxbericht van 1 augustus 2005, gericht aan de directeur, heeft de raadsvrouwe van klager namens klager verzocht om verlof op 1 augustus 2005 om een aantal zaken met betrekking tot de ontruiming van klagers woning te kunnen regelen. Klager had
daarvoor tot 15 augustus 2005 de tijd. De directeur heeft dit faxbericht aan het bureau selectie en detentiebegeleiding (b.s.d.) gegeven met de opdracht om klager mede te delen dat verlof op 1 augustus 2005 gelet op de korte termijn niet mogelijk was
en
om klager te verzoeken om een nieuwe datum te bepalen. De directeur heeft een brief aan de raadsvrouwe gestuurd, waarin hij is vergeten te vermelden dat het verzoek om verlof in behandeling was genomen.
De brief van de raadsvrouwe kan worden gezien als een verlofaanvraag voor klager, dat is geen discussiepunt.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager verblijft inmiddels in de gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel. Het ging klager erom dat aan hem vóór 15 augustus 2005 incidenteel verlof zou worden verleend. Hij heeft met niemand van het b.s.d. gesproken. Na het bericht van de
raadsvrouwe, kreeg klager van een personeelslid te horen dat hij een verzoekbriefje moest invullen.

Klagers raadsvrouwe heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
De directeur heeft ter zitting aangegeven dat het geen discussiepunt meer is dat de raadsvrouwe namens klager een verlofaanvraag heeft ingediend. Echter, dit was wel een discussiepunt bij de beklagcommissie, alwaar de directeur zich op het standpunt
heeft gesteld dat een advocaat niet namens klager een verlofaanvraag mag indienen. De directeur had dit reeds bij brief van 5 augustus 2005 aan de raadsvrouwe medegedeeld. Klager heeft geen kopie van deze brief ontvangen. Daarnaast is klager er ook
niet
op gewezen dat hij bij het b.s.d. opnieuw een aanvraag om incidenteel verlof moest indienen. Gezien de korte periode tussen de verzending van de brief van 5 augustus 2005 en de ontruiming op 15 augustus 2005 was het voor klager niet meer mogelijk om
een
nieuwe aanvraag om incidenteel verlof in te dienen.
Klager stelt zich ten eerste op het standpunt dat hij zich te allen tijde door zijn advocaat mag laten vertegenwoordigen. Dit is een recht dat aan iedere gedetineerde volgens Europese en internationale detentiewetgeving, alsmede de rechtspraak van het
EVRM, toekomt.
Ten tweede heeft de directeur verzuimd aan klager mede te delen dat zijn incidentele verlofaanvraag in behandeling is genomen dan wel dat hij opnieuw een incidentele verlofaanvraag dient te doen dan wel dat deze is afgewezen. Klager is er vanuit gegaan
dat het namens hem indiende verzoek door het b.s.d. in behandeling is genomen.
De directeur heeft verzuimd klager tijdig te berichten dat zijn verzoek om incidenteel verlof is afgewezen. Indien klager wel tijdig bericht had ontvangen, zou klager een klaagschrift bij de commissie van toezicht hebben kunnen indienen. Wellicht had
op
deze wijze kunnen worden voorkomen dat klager al zijn bezittingen kwijtraakte door niet bij de ontruiming aanwezig te kunnen zijn.

3. De beoordeling
Klager verzocht om verlof zodat hij het een en ander kon regelen met betrekking tot de ontruiming van zijn woning. Hij had daarvoor tot 15 augustus 2005 de tijd. Op grond van artikel 26 van de Pbw heeft klager het recht om een verlofaanvraag in te
dienen. De verlofaanvraag is op 1 augustus 2005 door de directeur ontvangen, waarna hij de aanvraag ter verdere behandeling aan het b.s.d. heeft gegeven. De directeur heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat klager te verstaan is gegeven dat hij een
concrete verlofdatum in de periode voor 15 augustus 2005 moest doorgeven, terwijl ook overigens onvoldoende aannemelijk is geworden dat het b.s.d. feitelijk iets met de verlofaanvraag heeft gedaan. De beroepscommissie verstaat een en ander als een
weigering om te beslissen op de verlofaanvraag. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en mr. R. Weenink, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L. de Greef, secretaris, op 26 januari 2006

secretaris voorzitter

Naar boven