nummer: 05/2382/GA
betreft: [klager] datum: 24 januari 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 26 september 2005 van de beklagcommissie bij de gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 15 december 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is gehoord klagers raadsman mr. E.R. Weening.
Klager heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te verschijnen omdat het transport problemen zou kunnen opleveren voor zijn gezondheid.
De directeur van de gevangenis De IJssel is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft
a. de gebrekkige voorbereiding van klagers transport waarbij geen rekening is gehouden met zijn gezondheid;
b. het in rekening brengen van €12,= vanwege het niet doorgaan van het transport.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager was niet tijdig gewaarschuwd dat hij op transport zou gaan. Klager heeft wat extra tijd voor het transport nodig in verband met diabetes; hij moet nog kunnen eten en spuiten. Hij werd geboeid en kon zodoende niet eten in de bus. Klager heeft
toen
besloten niet het risico op een ‘hypo’ te nemen en is niet meegegaan. Volgens de inrichting heeft klager zonder goede reden geweigerd op transport te gaan. Hij wist echter pas een paar minuten van tevoren dat hij op transport moest gaan. Klager had
brood klaargemaakt, maar dat werd afgenomen door de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O). Als DV&O klager gerust had gesteld dat hij het eten eventueel onderweg zou kunnen krijgen, was er niets aan de hand geweest.
Ten aanzien van de vergoeding van €12,= is aangevoerd dat klager het contract betreffende deze vergoeding niet heeft getekend. Dit bedrag is zonder goede grond bij klager in rekening gebracht.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Met betrekking tot onderdeel a
Voldoende aannemelijk is dat klager tijdig op de hoogte is gesteld van het feit dat hij op transport moest en in de gelegenheid is gesteld de daarvoor geëigende voorbereiding te treffen. De omstandigheid dat klager niet tijdig gereed was, kan niet aan
de directeur worden verweten. Voorts is niet aannemelijk geworden dat de directeur bij het regelen van het transport onvoldoende rekening zou hebben gehouden met klagers medische gesteldheid. Dit onderdeel van het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.
Met betrekking tot onderdeel b
In de huisregels van de gevangenis De IJssel is bepaald dat indien een gedetineerde op het laatste moment geen gebruik wenst te maken van een gepland ziekenhuisbezoek aan hem door de inrichting een schadevergoeding van €12,= in rekening wordt gebracht.
Nu de beroepscommissie van oordeel is dat klager ten onrechte op het laatste moment heeft besloten van het vervoer geen gebruik te maken, zal het beroep met betrekking tot dit onderdeel eveneens ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en mr. R. Weenink, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L. de Greef, secretaris, op 24 januari 2006
secretaris voorzitter