Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2759/GA, 23 januari 2006, beroep
Uitspraakdatum:23-01-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2759/GA

betreft: [klager] datum: 23 januari 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 28 oktober 2005 van de beklagcommissie bij de gevangenis voor psychologisch onvolwassenen De Schie Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 januari 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is [...], unit-directeur bij voormelde gevangenis, gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van 14 dagen in afwachting van overplaatsing wegens een conflict met een medegedetineerde.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op 26 augustus 2005 was er een zogenoemde spitactie naar aanleiding van ontstane onrust in welk kader de naam van klager genoemd werd. Bij deze spitactie zijn steekwapens aangetroffen in gemeenschappelijke ruimtes. Daarbij was klager actief betrokken
bij een eerder incident op 23 augustus 2005. Uit de groepsrapportages blijkt dat klager bij bepaalde incidenten steeds betrokken is.

3. De beoordeling
Vaststaat dat klager op 26 augustus 2005 in afzondering is geplaatst omdat klagers naam regelmatig in verband wordt gebracht met de ontstane onrust op de afdeling, waarmee klager de orde en de veiligheid binnen de inrichting heeft verstoord. Klager
verbleef tot en met 8 september 2005 in afzondering, op welke dag klager naar een andere inrichting werd overgeplaatst. In totaal heeft de afzondering derhalve veertien dagen geduurd.
De wettelijke basis van de afzondering is in het onderhavige geval – anders dan de beklagcommissie heeft geoordeeld – niet artikel 51 van de Pbw (disciplinaire straf), maar artikel 24, eerste lid, van de Pbw.
Artikel 24, eerste lid, van de Pbw luidt als volgt: ‘De directeur is bevoegd een gedetineerde in afzondering te plaatsen op de gronden genoemd in artikel 23, eerste lid. De afzondering ingevolge artikel 23, eerste lid, onder a of b, duurt ten hoogste
twee weken.’
Aannemelijk is geworden dat klager, ofschoon niet aanwijsbaar direct betrokken, zo vaak in verband is gebracht met in de inrichting plaatsvindende incidenten, dat sterke vermoedens van betrokkenheid, welke steun vinden in diverse rapportages, in
redelijkheid voldoende grond kunnen opleveren voor toepassing van een ordemaatregel. De beroepscommissie komt dan ook tot het oordeel dat klagers beroep – en het onderliggende beklag – ongegrond moet worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. Th.E.M. Wijte en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 23 januari 2006

secretaris voorzitter

Naar boven