nummer: 05/2381/GM
betreft: [klager] datum: 19 januari 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de Detentieboot Reno te Rotterdam,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 14 september 2005 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.
Van een hoorzitting is afgezien nu klager met onbekende bestemming op 30 september 2005 is uitgezet.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 22 juli 2005, betreft het feit dat klager zich erg ziek voelt.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht.
Klager lijdt aan suikerziekte en heeft een leveraandoening. Hij slikt niet alle voorgeschreven medicatie. Hij wil voor behandeling naar het ziekenhuis.
De inrichtingsarts heeft -zakelijk weergegeven- het volgende standpunt ingenomen.
Klager is op 21 juni 2005 op de Detentieboot gekomen. Bij de intake bleek sprake van een TBC- verleden, Hepatitis A in 2000, leverklachten, een gewicht van 60 kg bij een lengte van 1.85 m. en een beperkte polsfunctie (50%) links. Op 22 juni 2005 is hij
voor de eerste maal door de inrichtingsarts gezien. De leverfuncties werden gecontroleerd en er zou een röntgenfoto van de thorax worden gemaakt. Tot de datum van opheffing van de vreemdelingenbewaring op 30 september 2005 heeft klager zeer regelmatig
contact met de medische dienst cq inrichtingsarts. Zijn bloed wordt gecontroleerd op hepatitis, HbsAg, uitgebreide leverfuncties en algemeen bloedbeeld. De uitslag is positief op Hepatitis A en B. Klager wordt doorverwezen naar de internist. Hij
blijkt,
na urinecontrole, ook last te hebben van Diabetes Mellitus type 2. Hiervoor krijgt hij medicatie en uitleg. Klager weigert de medicatie. Op 30 augustus 2005 wordt er een consult aangevraagd bij een gespecialiseerde internist. Vanwege hoge
bloedsuikerwaarde wordt medicatie verhoogd. Klager blijft medicatie weigeren. Het belang van de medicatie wordt hem meermalen, ook met behulp van een tolk, uitgelegd. Op 29 september 2005 heeft hij nog een gesprek met de psycholoog.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt op basis van de stukken, met name het chronologische en uitgebreide overzicht van de contacten tussen klager en de medische dienst, vast dat klager regelmatig in verband met diverse klachten door de arts is gezien. Voorts is
voldoende gebleken dat de arts de klachten van klager serieus heeft genomen, bloedonderzoeken heeft aangevraagd, een röntgenfoto en een echo heeft laten maken. Verder is klager naar de internist in het ziekenhuis verwezen en voor bloedsuikercontroles
naar het ziekenhuis geweest. Gelet op vorenstaande kan worden geconcludeerd dat de inrichtingsarts reeds vanaf het begin heeft onderkend dat er sprake was van een ernstig te nemen gezondheidsprobleem. Er is naar aanleiding van de door klager
opeenvolgend aangevoerde lichamelijke klachten een stapsgewijze behandeling ingezet, waarbij diverse medicatie is voorgeschreven. De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de
inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, J.G.J. de Boer en M.F. van Brederode-Zwart, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 19 januari 2006
secretaris voorzitter