Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2742/GB, 12 januari 2006, beroep
Uitspraakdatum:12-01-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 05/2742/GB

Betreft: [klager] datum: 12 januari 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. van Stratum, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 1 november 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis Zuyderbos te Heerhugowaard ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 11 november 2000 gedetineerd. Vanuit het h.v.b. Alphen aan den Rijn is hij op 14 december 2005 geplaatst in de gevangenis Zuyderbos, een inrichting met een regime van algehele gemeenschap.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager zou graag voor een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) zijn geselecteerd. De reden om hem voor een gesloten inrichting te selecteren is gelegen in de omstandigheid dat klager in het
verleden tijdens een detentiefasering in de fout zou zijn gegaan. Positieve omstandigheden, zoals daar zijn de adviezen van de directeur van het h.v.b. Amsterdam en het openbaar ministerie, zijn ten onrechte niet meegewogen. De thans genomen
selectiebeslissing treft klager onevenredig zwaar. Voor de fout tijdens de detentiefasering is klager reeds zwaar gestraft (recht op v.i. afgenomen en nieuwe veroordeling). Het geringe strafrestant, klagers v.i.-datum valt op 19 januari 2007, geeft ook
aanleiding voor plaatsing in een meer open setting. Tenslotte wijst klager nog op zijn persoonlijke omstandigheden, zoals hij die ook al in de bezwaarfase naar voren heeft gebracht, zoals het aangevoerde punt van de huisvesting, financiële problemen en
de verblijfpositie van zijn zoontje.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De inrichting stelde voor klager te plaatsen in een b.b.i. De selectiefunctionaris is hier niet in meegegaan, gelet op het feit dat klager tijdens zijn vorige detentie opnieuw in de fout is gegaan. Klagers gedrag gaf destijds aanleiding hem te laten
deelnemen aan een penitentiair programma (p.p.). Tijdens de deelname aan het p.p. is klager aangehouden en in verzekering gesteld wegens verboden wapenbezit en het bezit van verdovende middelen. Inmiddels is hij terzake veroordeeld.
Ook thans laat klager zich tijdens zijn detentie, gedragsmatig gezien, van zijn goede kant zien. Kennelijk kan klager in een omgeving, waarin hem regelmaat en structuur wordt geboden, tot aanpassingen komen die ertoe leiden dat hij wordt voorgesteld
voor detentiefasering. Gelet op de eerdere ervaring met klager, acht de selectiefunctionaris de kans dat klager misbruik maakt van geboden vrijheden niet uitgesloten. Om die reden acht de selectiefunctionaris het nog te vroeg klager nu al voor
plaatsing
in een b.b.i. in aanmerking te laten komen.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Zuyderbos is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat de
selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager, gelet op het feit dat hij tijdens de deelname aan een p.p. in 2004 opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd terzake waarvan hij is veroordeeld tot een gevangenisstraf van
vijfentwintig maanden met aftrek, vooralsnog niet in aanmerking komt voor plaatsing in een inrichting met een beperkt beveiligingsniveau.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 12 januari 2006

secretaris voorzitter

Naar boven