Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2457/GA, 16 januari 2006, beroep
Uitspraakdatum:16-01-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2457/GA

betreft: [klager] datum: 16 januari 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 september 2005 van de alleensprekende beklagrechter uit de beklagcommissie bij het huis van bewaring (h.v.b.) Zwaag te Hoorn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 december 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Polderman.
De directeur van het h.v.b. Zwaag is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van 14 dagen wegens het vermoeden dat klager de landelijke actiedag zou gaan gebruiken voor het houden van een harde actie jegens het personeel,
waarbij geweld zou worden gebruikt, welke ordemaatregel extern ten uitvoer werd gelegd in het h.v.b. Zuyderbos te Heerhugowaard.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het gaat in beroep om de ordemaatregel. Klager vindt het erg raar dat hij ervan wordt beschuldigd dat hij tijdens de landelijke actiedag harde actie jegens het personeel zou ondernemen. Klager is bezig met het TR (terugdringen recidive)-project en wil
dat niet op het spel zetten. Klager kon geen voordeel hebben bij het meedoen aan een dergelijke actie. Er zijn ook geen “harde signalen” dat klager zou meedoen. Klager heeft geen verleden van recalcitrant gedrag. Daarnaast was hij lid van de gedeco en
had hij andere baantjes. Klager is ook voorzitter van de gedeco geweest. Hij is daar een paar maanden voor het incident mee gestopt, evenals de rest van de gedeco. Er is nu een geheel nieuwe gedeco die klager niet kent. In de inrichting dient de orde
en
veiligheid te worden bewaard. De vraag is of het noodzakelijk was om klager af te zonderen. De directie had volgens klager meer onderzoek moeten doen. Aan klager is op 1 juni 2005 medegedeeld dat hij zou worden overgeplaatst.
Het bleek echter om afzondering te gaan. De directeur is die middag bij klager geweest, waarna klager om een uur of vier in afzondering is geplaatst. Klager is van het h.v.b. Zwaag overgeplaatst naar het h.v.b. Zuyderbos, waar hij twee dagen heeft
verbleven. Daarna is klager overgeplaatst naar Zwolle, waar hij een maand heeft verbleven en waar hij reeds spoedig weer reiniger werd. Nu verblijft klager weer in de locatie Zuyderbos. Klager is in totaal zes dagen afgezonderd geweest. Er waren nog
twee gedetineerden verdacht van het voornemen om tijdens de landelijke actiedag harde actie tegen het personeel te ondernemen. Deze twee medegedetineerden waren zeer verbaasd dat klager ook werd verdacht. Inmiddels verblijft één van deze
medegedetineerden ook weer bij klager op de afdeling.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Aan klager is een ordemaatregel opgelegd vanwege aanwijzingen dat klager tijdens de landelijke actiedag zou deelnemen aan harde actie jegens het personeel, waarbij geweld zou worden gebruikt. Artikel 24, eerste lid, juncto artikel 23, eerste lid, van
de
Pbw bepaalt dat door de directeur een ordemaatregel kan worden opgelegd indien dit in het belang van de orde en veiligheid van de inrichting noodzakelijk is. Getoetst dient te worden of er op het moment van het opleggen van de ordemaatregel voldoende
grond bestond voor de oplegging daarvan. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur, gelet op de meldingen van de gedeco, de werkmeesters en de meldingen vanuit de afdeling waar klager verbleef, in redelijkheid heeft kunnen beslissen tot
oplegging van de ordemaatregel van afzondering. De omstandigheid dat thans, achteraf bezien, de aanwijzingen zonder grond zouden zijn, maakt dit oordeel niet anders. Ten aanzien van de externe tenuitvoerlegging ex artikel 25, eerste lid, van de Pbw
oordeelt de beroepscommissie dat deze beslissing eveneens in redelijkheid kon worden genomen. Het beroep dient derhalve ongegrond te worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en mr. R. Weenink, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L. de Greef, secretaris, op 16 januari 2006

secretaris voorzitter

Naar boven