Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2395/TA en 05/2397/TA, 16 januari 2006, beroep
Uitspraakdatum:16-01-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Telefoon  v

Uitspraak

nummer: 05/2395/TA en 05/2397/TA

betreft: [klager] datum: 16 januari 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van twee bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen twee uitspraken van 26 september 2005 van de alleensprekende beklagrechter bij de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 december 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. N.A. Heidanus, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], staffunctionaris
juridische zaken.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. de inbreuk op klagers recht op privacy en
b. klager wordt enkel toegestaan om maximaal tien minuten per dag onder toezicht te telefoneren.

De beklagrechter heeft het beklag vermeld onder a. ongegrond verklaard en het beklag vermeld onder b. materieel ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met betrekking tot onderdeel a.:
Klager wil niet dat de inrichting informatie over klagers persoonlijke situatie verstrekt aan derden. Aan de Stichting MEE is informatie verstrekt over klagers achtergrond en zijn behandeling zonder klagers toestemming. Klagers recht op privacy is
hierdoor geschonden. De Stichting MEE is een vrijwilligersorganisatie die zijn ex-vrouw begeleidt en ondersteunt en niet zijn kinderen. De inrichting wil klagers ex-vrouw betrekken in zijn behandeling, maar klager gaat daar niet mee akkoord. Hij heeft
een normaal contact met zijn ex-vrouw en een goed contact met zijn kinderen. Van zijn ex-vrouw heeft hij gehoord dat de inrichting inhoudelijke informatie over hem heeft verstrekt in een gesprek met de Stichting MEE. Dit is in strijd met artikel 8 EVRM
en artikel 7:457 BW. De inrichting kan geen verslag van het gesprek overleggen en als er wel inzage in het verslag zou kunnen worden gegeven, zou dat de onrechtmatigheid van de handeling niet wegnemen.
Met betrekking tot onderdeel b.:
Klager mocht maar tien minuten per dag onder begeleiding telefoneren. Hij begrijpt dit niet, want er hebben geen incidenten plaatsgevonden. De telefoonbeperking heeft onredelijk lang geduurd en is niet proportioneel. Inmiddels telefoneren zijn kinderen
onbeperkt met klager. Dat was toentertijd nog niet het geval.
Klager verblijft inmiddels op een nieuwe afdeling, waar beter gecommuniceerd wordt. Hij mag over twee weken met begeleid verlof naar zijn kinderen. De beklagcommissie heeft onredelijk lang gewacht met het doen van een uitspraak. Het gaat klager om het
principe. Het toekennen van een symbolische compensatie is voldoende.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met betrekking tot onderdeel a.:
De Stichting MEE begeleidt klagers gezinssituatie, zowel de ex-vrouw als de kinderen. Er waren signalen dat de kinderen gedragsproblemen vertoonden. De medewerker van de Stichting MEE voelde zich door brieven en telefoontjes van klager enigszins
bedreigd door klager. De medewerker heeft contact gezocht met de inrichting om te bespreken hoe het zou gaan tijdens klagers verlof. Daar moet je wat mee doen als je behandelend inrichting. Met de medewerker van de Stichting MEE zijn dingen besproken
die gerelateerd zijn aan klagers verlof. Er heeft geen behandelinhoudelijke bespreking plaatsgevonden. Je kunt je afvragen of de Stichting MEE deel uitmaakt van de kring van betrokkenen. Het gesprek met de Stichting MEE moet in een verslag zijn
vastgelegd en klager kan kennis nemen van dat verslag. De toenmalige hoofdbehandelaar kan momenteel in verband met ziekte niet gevraagd worden wat er toen precies is besproken.
Met betrekking tot onderdeel b.:
Vernomen is dat klager dreigementen richting zijn ex-vrouw zou hebben geuit. In het kader van de algemene orde en de veiligheid is besloten om klager maximaal tien minuten per dag onder begeleiding te laten telefoneren.

3. De beoordeling
Klager heeft aangevoerd dat de beklagrechter onredelijk lang gewacht heeft met het doen van een uitspraak. In artikel 65, eerste lid, Bvt juncto artikel 59, derde lid, Bvt is bepaald dat de beklagrechter zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen
een termijn van vier weken vanaf de datum waarop het klaagschrift is ontvangen, uitspraak doet. In bijzondere omstandigheden kan de beklagrechter deze termijn met ten hoogste vier weken verlengen. De beroepscommissie overweegt dat de wet weliswaar
termijnen voorschrijft, waarbinnen de beklagrechter op het beklag dient te hebben beslist, maar dat aan niet-nakoming van die termijn geen gevolgen worden verbonden.

Met betrekking tot onderdeel a.:
Door en namens klager is gesteld dat de inrichting informatie over klager heeft verstrekt aan een medewerker van de Stichting MEE en dat hierdoor klagers recht op privacy is geschonden. Waaruit de verstrekte informatie zou bestaan, is door klager noch
zijn raadsman nader aangeduid en is ook niet uit een verslag van dit gesprek gebleken. De beroepscommissie is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat klagers recht op privacy is geschonden en zal klagers beroep ongegrond verklaren en de
uitspraak van de beklagrechter bevestigen met wijziging van de gronden.

Met betrekking tot onderdeel b.:
Op grond van artikel 38, eerste lid, Bvt en punt 7.3 van de huisregels heeft de verpleegde recht tenminste eenmaal per week gedurende tien minuten een of meer telefoongesprekken te voeren met personen buiten de inrichting. Uit artikel 38, tweede lid,
Bvt en punt 7.3.1 van de huisregels volgt dat het hoofd van de inrichting kan bepalen dat op de door de verpleegde te voeren telefoongesprekken toezicht wordt uitgeoefend indien dit noodzakelijk is om de identiteit van de persoon met wie de verpleegde
een telefoongesprek voert vast te stellen dan wel met het oog op een belang als bedoeld in artikel 35, derde lid, Bvt.
Door de inrichting is vernomen dat klager dreigementen zou hebben geuit naar zijn ex-vrouw en in het kader van de orde en de veiligheid heeft het hoofd van de inrichting beslist om klagers telefonische contacten te beperken tot maximaal tien minuten
per
dag en om deze onder toezicht te laten plaatsvinden.
De beroepscommissie is van oordeel dat de betreffende beslissing van het hoofd van de inrichting niet in strijd is met het recht en niet als onredelijk of onbillijk of disproportioneel kan worden aangemerkt. Derhalve zal de beroepscommissie het beroep
ongegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter op dit punt bevestigen met wijziging van de gronden.
Ten overvloede overweegt de beroepscommissie, dit punt is in beroep niet aan de orde omdat klagers beroep hiertegen niet is gericht, dat de door de beklagrechter aanwezig geachte informatieplicht voor het hoofd van de inrichting om de beslissing tot
het
uitoefenen van toezicht op telefoongesprekken schriftelijk met redenen omkleed aan de verpleegde mede te delen hier niet opgaat. Artikel 54 Bvt geeft een limitatieve opsomming van beslissingen die door het hoofd van de inrichting schriftelijk aan de
verpleegde moeten worden medegedeeld. Het instellen van toezicht bij telefoongesprekken is daarbij niet vermeld. Weliswaar volgt uit artikel 37, vierde lid, Bvt dat van toepassing wordt verklaard in artikel 38, tweede lid, Bvt dat tevoren mededeling
wordt gedaan van de aard en de reden van het toezicht, maar mondelinge mededeling tevoren volstaat.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. dr. E.J. Hofstee en prof. mr. F.A.M. Kortmann, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 16 januari 2006

secretaris voorzitter

Naar boven