Nummer: 05/2763/GB
Betreft: [klager] datum: 13 januari 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 27 oktober 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de individuele begeleidingsafdeling (i.b.a.) Arnhem-Zuid ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 31 mei 2005 preventief gedetineerd. Vanuit het huis van bewaring Arnhem-Zuid is hij op 3 oktober 2005 overgeplaatst naar de i.b.a. Arnhem-Zuid. Op 22 december 2005 is hij vervolgens overgeplaatst naar de i.b.a. Grave.
3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep als volgt toegelicht. De beslissing tot overplaatsing naar de i.b.a. Arnhem-Zuid is tot stand gekomen op grond van onvolledige informatie. Klager heeft de inrichtingspsycholoog namelijk wel degelijk gemeld dat hij een
suïcide-wens heeft, maar daaraan toegevoegd dat hij wel zou wachten tot na zijn detentie. Dat hij in detentie toch al een poging ondernam, waarbij hij 3 1⁄2 liter bloed verloor, kwam omdat hij door onverantwoord handelen van de aan het h.v.b. Arnhem-Zuid
verbonden inrichtingsarts niet de beschikking had over medicijnen en omdat in het h.v.b. Arnhem-Zuid isoleercellen als strafcellen worden gebruikt. Omdat hij door genoemde omstandigheden een suïcidepoging ondernam, verblijft hij thans onnodig in een
“straf-protocol” (de beroepscommissie verstaat: i.b.a.).
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is sedert 31 mei 2005 gedetineerd. Een (poging tot) brandstichting lag aan zijn insluiting ten grondslag. Deze (poging tot) brandstichting bleek samen te hangen met een suicidepoging van klager. Bij aanvang van zijn detentie werd klager in een
observatiecel geplaatst. Na een gesprek, waarin hij had aangegeven niet meer suïcidaal te zijn, werd hij geplaatst op de bijzondere zorgafdeling. Hier ging het twee maanden redelijk tot goed. In augustus 2005 maakte klager zich steeds meer druk om
allerlei ogenschijnlijke kleinigheden. Op 11 september 2005 nam het personeel waar dat klager vloekend uit een telefooncel kwam en dezelfde avond ondernam klager een serieuze suïcidepoging. Na dit incident is klager door de inrichting voorgesteld voor
overplaatsing naar een i.b.a. Klager had, na het incident, aangegeven last te hebben van een enorme lijdensdruk en eigenlijk steeds op zoek te zijn naar “de beste manier” om eruit te stappen. In een gesprek met de inrichtingspsycholoog gaf klager aan
een “euthanasiejaarplan” te hebben, dat tot 22 september 2006 loopt. Gelet op al het vorenstaande is de selectiefunctionaris van oordeel dat sprake is van een extreem groot suïcidegevaar en is klager dan ook geselecteerd voor en nog dezelfde dag
geplaatst in een i.b.a. Voor wat betreft de zaken die volgens klager fout zouden zijn gegaan in de medische begeleiding in het h.v.b. Arnhem-Zuid, zou klager zich volgens de selectiefunctionaris kunnen wenden tot de beklagcommissie of het medisch
tuchtcollege.
4. De beoordeling
4.1. Het beroep van klager is gericht tegen zijn overplaatsing naar de i.b.a. Arnhem-Zuid. Hoewel klager inmiddels vanuit deze i.b.a. is overgeplaatst naar de i.b.a. Grave, is de beroepscommissie van oordeel dat klager een belang heeft bij een
inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Het beroep betreft immers het gegeven dat klager vanuit een regulier h.v.b. is overgeplaatst naar een i.b.a.
4.2. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.
4.3. Op grond van artikel 15, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen in een i.b.a. gedetineerden worden geplaatst die vanwege een psychiatrische stoornis, een persoonlijkheidsstoornis dan wel
psychosociale problematiek extra begeleiding behoeven en zich niet kunnen handhaven in een reguliere inrichting of afdeling.
4.4. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking
dat de selectiefunctionaris, gelet op de omtrent klager naar voren gekomen omstandigheden, alsook gelet op hetgeen klager zelf naar voren heeft gebracht, in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager niet langer op zijn plaats was in een reguliere
inrichting of afdeling.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 13 januari 2006
secretaris voorzitter