Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2547/GM, 5 januari 2006, beroep
Uitspraakdatum:05-01-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2547/GM

betreft: [klager] datum: 5 januari 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Nieuwersluis van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Utrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 5 oktober 2005 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 december 2005, gehouden in de locatie Zoetermeer, is klaagster gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Utrecht heeft telefonisch laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 30 augustus 2005, betreft het in de locatie Nieuwersluis niet verstrekt krijgen van slaapmedicatie.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klaagster heeft haar klacht als volgt toegelicht. Klaagster was in de maanden mei en juni 2005 gedetineerd in de locatie Ter Peel. Tijdens haar verblijf aldaar kreeg zij steeds slaapmedicatie (Temazepam en Oxazepam) verstrekt. Klaagster werd
overgeplaatst naar de locatie Nieuwersluis en daar werd haar geen slaapmedicatie meer verstrekt. Nadat zij daarover de medische dienst had gesproken, werd haar daar uiteindelijk tweemaal per week een tablet Temazepam 20 mg. verstrekt. Toen klaagster
vervolgens werd overgeplaatst naar Zwolle, werd daar wederom geen slaapmedicatie verstrekt. Klaagster lijdt aan ADHD en wordt helemaal gek als zij niet kan slapen. Aan klaagster is eigenlijk nooit een uitleg gegeven voor dat niet verstrekken van die
medicatie. Haar is enkel medegedeeld dat die medicatie in Nieuwersluis niet verstrekt werd.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt. Het inrichtingsbeleid is er op gericht zo min mogelijk benzodiazepines voor te schrijven. Indien er geen
contra-indicatie is, is het beleid dat de afbouw plaats vindt volgens een bepaald schema met diverse controlemomenten. Bij klaagster is overeenkomstig gehandeld. Haar wordt wel incidenteel slaapmedicatie verstrekt en haar methadonverstrekking is niet
afgebouwd.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat de inrichtingsarts van de locatie Nieuwersluis een beleid hanteert, dat erop is gericht om het gebruik van benzodiazepines af te bouwen en deze middelen slechts met de grote terughoudendheid te verstrekken. De
inrichting maakt daarbij gebruik van een afbouwschema met controlemomenten. De beroepscommissie is van oordeel dat dit beleid in zijn algemeenheid juist moet worden geacht. Dat zou slechts anders zijn indien er is gebleken van een dringende noodzaak om
die slaapmedicatie met regelmaat te verstrekken. Een dergelijke noodzaak is, mede gelet op de omstandigheid dat klaagster in voorkomende gevallen incidenteel slaapmedicatie verstrekt krijgt, in dit geval niet aannemelijk geworden.
De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. J.G.J. de Boer en drs. M.F. van Brederode - Zwart, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 5 januari 2006

secretaris voorzitter

Naar boven