Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2183/GA en 05/2185/GA, 2 januari 2006, beroep
Uitspraakdatum:02-01-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Vermissing  v

Uitspraak

nummer: 05/2183/GA en 05/2185/GA

betreft: [klager] datum: 2 januari 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Veenhuizen,

gericht tegen twee uitspraken van 5 september 2005 van de beklagcommissie bij voormelde b.b.i., gegeven op de klachten van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 december 2005, gehouden in de locatie Zwolle is [...], unit-directeur, gehoord. Klager heeft telefonisch laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraken van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van goederen, waaronder tien cd’s.

De beklagcommissie heeft beide beklagen gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De invoerprocedure in de inrichting is waterdicht. Invoer door bezoek wordt afgegeven door het bezoek aan de portiers en staat op doordeweekse
dagen
tot aan het einde van het bezoek onder voortdurend toezicht van de portiers. Na afloop van het bezoek wordt de invoer opgehaald door een medewerker van het BAD en opgeslagen in het BAD. Daarna wordt de betrokken gedetineerde opgeroepen om de invoer
samen met de badmeester uit de tas te halen en hetgeen volgens de huisregels is toegestaan, mee te nemen naar zijn cel. Wat niet is toegestaan wordt opgeslagen in de fouillering.
In het weekend geldt dezelfde procedure met dien verstande dat de invoer na afloop van het bezoek door de portiers wordt overgebracht naar een separate afgesloten ruimte. Op maandag haalt een medewerker van het BAD vervolgens de invoer op en deze wordt
opgeslagen in het BAD. De directeur meent dat de klachten ongegrond hadden moeten worden verklaard. De unit-directeur heeft de voorzitter van de beklagcommissie zelf in de inrichting rondgeleid. De voorzitter heeft de tassen zelf niet zien staan
aangezien er op de betreffende dag geen invoer was. De praktijk is overigens dat alles in een grote tas wordt gedeponeerd, waarna een knoop in de tas wordt gelegd. Het kan zijn dat iemand dit is vergeten. Naar aanleiding van de klacht wordt in de
inrichting met verzegelde boxen gewerkt. Het bezoek doet de in te voeren spullen zelf in de box. Het noteren van alle ingevoerde spullen is te arbeidsintensief. De directeur merkt op dat als de invoerprocedure niet waterdicht zou zijn, dit ook tot
klachten van andere gedetineerden had moeten leiden. Dit is niet het geval. Klager heeft meerdere keren geklaagd over de vermissing van goederen. Het gaat overigens allemaal om spullen met een geringe geldelijke waarde.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Klager klaagt over de vermissing van goederen die door zijn familie tijdens het bezoek zijn ingevoerd. Blijkens de stukken gaat het hierbij om tien cd’s, twee trainingspakken, één dekbed en kussensloop, vier kalenders van honden en zes single-cd’s.
Het risico van vermissing van goederen die een gedetineerde invoert in de inrichting, berust in beginsel bij de gedetineerde. Dat is slechts anders als de inrichting onzorgvuldig in haar beheerstaak optreedt. De beroepscommissie is wat dit laatste
betreft van oordeel dat niet of onvoldoende aannemelijk is geworden dat de invoerprocedure niet waterdicht is. De beroepscommissie leidt dit onder meer af uit de toelichting van de directeur ter zitting, dat klager de enige is die klaagt over de
vermissing van goederen. Indien de invoerprocedure niet waterdicht zou zijn geweest, had het immers voor de hand gelegen dat meer gedetineerden zich hierover hadden beklaagd. Tegen de achtergrond van het vorenstaande had de beklagcommissie de beklagen
ongegrond moeten verklaren. Het beroep van de directeur dient derhalve gegrond te worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraken van de beklagcommissie en verklaart de beklagen alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, J.L. Brand en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 2 januari 2006

secretaris voorzitter

Naar boven