Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2703/GB, 29 december 2005, beroep
Uitspraakdatum:29-12-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 05/2703/GB

Betreft: [klager] datum: 29 december 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 oktober 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de afwijzing van het voorstel tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 25 augustus 2004 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) Zwolle. Op 12 augustus 2005 is hij geplaatst in de gevangenis Lelystad, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Bij klager was door anderen (b.s.d. / reclassering) dan de selectiefunctionaris de indruk gewekt dat hij zou mogen deelnemen aan een p.p., indien bepaalde voorwaarden in het p.p. zouden worden opgenomen. De selectiefunctionaris heeft op 5 september
2005
echter anders besloten. Klager is van mening dat de selectiefunctionaris de gronden waarop hij het voorstel heeft afgewezen reeds op 26 juni 2005 voorhanden had, waardoor de selectiefunctionaris deze beslissing eerder had kunnen nemen. Overigens heeft
de selectiefunctionaris de afwijzing gefaxt naar het h.v.b. Zwolle, terwijl hij wist dat klager op 12 augustus 2005 was overgeplaatst naar de gevangenis Lelystad. Ook de beslissing op het bezwaar d.d. 21 oktober 2005 is naar het h.v.b. Zwolle gestuurd.
Klager heeft deze beslissing pas op 11 november 2005 ontvangen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Na binnenkomst van het onherroepelijk geworden vonnis van klager is een door of namens de directeur van het h.v.b. Zwolle ondertekende selectierapportage per fax op 29 juni 2005 bij het Bureau Selectiefunctionarissen binnengekomen. De
selectiefunctionaris heeft klager op 4 augustus 2005 geselecteerd voor de gevangenis Lelystad. Op 29 augustus 2005 is naar aanleiding van een e-mail van de selectiefunctionaris d.d. 8 juli 2005 (met een reminder op 3 augustus 2005) een nieuw
integratieplan opgesteld door het Bureau Terugdringen Recidive (B.T.R.). De selectiefunctionaris heeft vervolgens op 5 september 2005 een beslissing genomen op het voorstel voor deelname aan een p.p. (met elektronisch toezicht (e.t.)). Mogelijkerwijs
is
deze beschikking evenals de beslissing op het bezwaar met een omweg bij klager terechtgekomen daar de beschikkingen automatisch gekoppeld zijn aan de p.i. die het selectieadvies heeft opgesteld, in dit geval het h.v.b. Zwolle.
Een “leefstijl training” is minimaal geïndiceerd. Klager heeft hieraan kort deelgenomen en heeft de training beëindigd omdat hij onvoldoende gemotiveerd is. Klager wil onder andere geen behandelingsvraag formuleren. Het bijgestelde reïntegratieplan om
tijdens de p.p.e.t.-periode bloedproeven te ondergaan ter controle van het abstinent zijn, acht de selectiefunctionaris onvoldoende om tot gedragsverandering te komen.
In 2001 is klager voor behandeling opgenomen in de Wending Ugchelen en is hij na vijf dagen weggelopen. In zijn derde detentie is klager niet teruggekeerd van schorsing. Bij aanvang van zijn vierde detentie is klager bezocht door de CAD-vroeghulp, die
rapporteert dat klager erkende dat het effect van alcohol problemen oplevert. Hij wil stoppen, maar geeft daarbij aan dat hij elke dag trek in alcohol ervaart en graag hulpverlening hierbij wil. Uit de voorgeschiedenis van klager blijkt dat er sprake
is
van een relatie tussen klagers verslaving en delictgedrag. Daarbij komt dat klager onbetrouwbaar is in zijn voornemens en goede bedoelingen. Daarnaast blijkt klager een werkgever te hebben opgegeven, waar hij eerder zou hebben gewerkt en dat deze hem
graag weer terug ziet komen. Uit het adviesrapport blijkt dat hij daar niet kan komen en daar ook nooit eerder heeft gewerkt.
Ook uit dit voorgaande blijkt naar de mening van de selectiefunctionaris dat het gevaar voor recidive reëel is, op grond waarvan een verzoek tot plaatsing in een p.p. op de voet van artikel 7, eerste lid, sub c, van de Penitentiaire maatregel (Pm) kan
worden afgewezen. Daarbij komt dat klager een geregistreerde veelpleger is.

4. De beoordeling
In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Pm zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het p.p. en de gedetineerde moeten voldoen. In artikel 7, derde lid, van de Pm is aangegeven welke aspecten de selectiefunctionaris bij zijn beslissing
betrekt.
Klager behoort, gelet op het feit dat hij een straf van meer dan vier maanden heeft opgelegd gekregen, tot de categorie T.R.-kandidaten. Om die reden heeft er na ontvangst van het selectievoorstel van de inrichting een onderzoek plaatsgevonden middels
het diagnostiekinstrument Recidive Inschattings Schalen (RISc). Hieruit bleek dat er ten aanzien van klager een verhoogde kans op recidive bestaat. Gedragsinterventies zijn nodig om tot daadwerkelijke gedragsveranderingen te komen. De
gedragsinterventies die noodzakelijk zijn bij klager zijn niet mogelijk omdat hij onvoldoende gemotiveerd is. Bovendien is gebleken dat klager zich eerder niet aan afspraken heeft gehouden.
De beroepscommissie komt het tijdsverloop om tot een beslissing op het verzoek om deelname aan het p.p. te komen niet onredelijk voor. Zij merkt daarbij op dat de zorgvuldigheid gebiedt dat beslissingen die klager betreffen worden verzonden aan de
inrichting waar klager op dat moment verblijft.
Gelet op de negatieve adviezen van de inrichting, Openbaar Ministerie en politie is de afwijzende beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk aan te merken. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. de Greef, secretaris, op 29 december 2005

secretaris voorzitter

Naar boven