Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/3120/STB, 28 december 2005, schorsing
Uitspraakdatum:28-12-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/3120/STB

betreft: [klager] datum: 28 december 2005

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. A.J.M. van Roy, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de Prof.Mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen (hierna: de Pompekliniek).

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 69, vierde lid, in verbinding met artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging op 3 januari 2006 van de beslissing van de
Minister van Justitie (Minister), inhoudende plaatsing van verzoeker op de longstayvoorziening van de FPI De Rooyse Wissel (hierna: De Rooyse Wissel), gesitueerd in de penitentiaire inrichting Limburg-Zuid te Maastricht.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het beroepschrift van klager tegen de beslissing van 10 november 2005 van de Minister tot plaatsing van verzoeker op de longstayvoorziening van De Rooyse Wissel, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van
de Minister van 23 december 2005.

1. De standpunten
Namens verzoeker is aangegeven dat ten aanzien van de eerder op 10 november 2005 genomen beslissing van de Minister om hem te plaatsen op een longstayvoorziening van De Rooyse Wissel een beroepschrift en een schorsingsverzoek is ingediend. De
voorzitter
van de beroepscommissie heeft dit schorsingsverzoek afgewezen bij uitspraak 05/2893/STB van 2 december 2005 op de grond dat een spoedeisend belang ontbreekt, waarbij is opgemerkt dat het beroep ter zitting van 10 januari 2006 zal worden behandeld. Dit
moet gelezen worden in combinatie met de in die zaak door de Minister gegeven prognose dat verzoeker naar verwachting in de eerste maanden van 2006 geplaatst zal worden. Verzoeker vat die opmerking van de voorzitter op dat de beroepscommissie er belang
aan hecht dat verzoeker niet zal worden overgeplaatst vóórdat de behandeling van het beroepschrift zal plaatsvinden.
Verzoeker heeft echter op 21 december 2005 te 15.00 uur te horen gekregen dat hij op 3 januari 2006 overgeplaatst zal worden. Verzoeker maakt daar bezwaar tegen. Hij heeft door de “vervroegde” overplaatsing een spoedeisend belang bij schorsing van de
beslissing hem op 3 januari 2006 over te plaatsen. In geval van overplaatsing zal verzoeker zijn plaats in de Pompekliniek verliezen; indien de beroepscommissie het beroep daartegen gegrond zal verklaren, zal verzoeker op een wachtlijst voor de
Pompekliniek worden geplaatst, hetgeen onwenselijk is en onnodig vertragend werkt. Bovendien heeft verzoeker belang bij schorsing, nu de longstayvoorziening van De Rooyse Wissel niet in die inrichting, maar in de penitentiaire inrichting Limburg-Zuid
te
Maastricht is gelegen.

Namens de Minister is aangegeven dat verzoeker niet-ontvankelijk zal zijn in zijn verzoek, nu de voorzitter van de beroepscommissie op 2 december 2005 een schorsingsverzoek tegen dezelfde beslissing heeft afgewezen. De Bvt kent niet de mogelijkheid om
ter zake van eenzelfde beslissing een tweede schorsingsverzoek in te dienen. Dat zou ook in strijd met de rechtszekerheid zijn. De Minister mocht er na de afwijzing op vertrouwen dat de tenuitvoerlegging van de plaatsingsbeslissing doorgang zou kunnen
vinden, op grond waarvan verder is gegaan met de voorbereiding van de daadwerkelijke plaatsing van verzoeker. Dit heeft geleid tot de plaatsingsdatum 3 januari 2006.
Indien verzoeker niettemin ontvankelijk wordt verklaard in zijn verzoek, dient dit ongegrond te worden verklaard. De plaatsingsdatum 3 januari 2006 valt binnen de in de reactie op het eerdere schorsingsverzoek gegeven verwachting van plaatsing in de
eerste maanden van 2006. Voorts heeft de opmerking van de voorziter van de beroepscommissie betreffende de behandeling van het beroep het karakter van een overweging ten overvloede, mede uitgedrukt door het woord “bovendien”. Het voorlopig oordeel van
de voorzitter dat de beslissing van 10 november 2005 de toets der redelijkheid kon doorstaan, was reeds gegeven en is niet afhankelijk van de behandelingsdatum van het beroep. Voorts heeft de beroepscommissie enige tijd nodig om uitspraak te doen,
zodat
op 2 december 2005 voorzienbaar was dat daadwerkelijke plaatsing van verzoeker plaats zou kunnen vinden vóór het eindoordeel van de beroepscommissie.

2. De beoordeling
De voorzitter overweegt dat verzoeker eerder heeft verzocht om schorsing van de beslissing van 10 november 2005 tot plaatsing van verzoeker in een longstayvoorziening van De Rooyse Wissel, welk verzoek is afgewezen vanwege het op dat moment ontbreken
van een spoedeisend belang om tot schorsing over te gaan om de reden dat de behandeling van het beroep niet afgewacht zou kunnen worden. Daarbij is in aanmerking genomen dat het beroep naar verwachting op 10 januari 2005 ter zitting van de
beroepscommissie zal worden behandeld.
Verzoeker vraagt thans om schorsing van de beslissing om de plaatsingsbeslissing van 10 november 2005 op 3 januari 2006 ten uitvoer te leggen, derhalve vóór de zitting van de beroepscommissie op 10 januari 2006. Deze datum van tenuitvoerlegging betreft
een nieuwe omstandigheid, die in de eerdere schorsingszaak niet bekend was. Verzoeker kan daarom worden ontvangen in zijn nieuwe schorsingsverzoek.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van de Minister slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom
slechts de vraag of de beslissing waartegen beroep is ingesteld zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de in beroep bestreden beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat thans wel het
geval. Hierbij is in aanmerking genomen dat de voorzitter in een schorsingszaak, zo ook in de eerdere schorsingszaak, slechts een voorlopig oordeel geeft over de bestreden beslissing, daar het aan de beroepscommissie is om de zaak ten gronde te
onderzoeken. De overweging van de voorzitter in de eerdere schorsingszaak van verzoeker over de beoogde behandeling van zijn beroep ter zitting van 10 januari 2006 kan niet anders worden aangemerkt dan als een omstandigheid die meespeelt bij het
ontbreken van een spoedeisend belang op dat moment. Waar de Minister sprak over een plaatsing in de eerste maanden van 2006 kon zeker niet worden bevroed dat de plaatsing reeds helemaal aan het begin van die termijn, op 3 januari 2006, gerealiseerd zou
worden. De voorzitter is ambtshalve bekend met het feit dat veelal een geruime tijd ligt tussen een plaatingsbeslissing en de realisering daarvan, te meer waar het in dit geval gaat om plaatsing op een nieuwe longstayvoorziening, waarvoor op 2 december
2005 overigens nog geen bestemmingsaanwijzing bestond. Bovendien heeft de Minister de beslissing tot tenuitvoerlegging op 3 januari 2006 genomen op een moment dat hem reeds bekend was dat het beroep in verband met die schorsingszaak daadwerkelijk ter
zitting van 10 januari 2006 zal worden behandeld, in welk verband namens de Minister is aangegeven dat de reactie op het beroep met voorrang op andere zaken zal worden uitgewerkt. Waar het om een zo ingrijpende beslissing als een beslissing tot
plaatsing op een longstayvoorziening gaat, en in dit geval bovendien op een nieuw gerealiseerde longstayvoorziening, is het van belang dat niet met voorbijgaan van de beslissing van de beroepscommissie op het beroep alvast wordt overgegaan tot de
tenuitvoerlegging daarvan.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de Minister om verzoeker op 3 januari 2006, vóór de uitspraak van de beroepscommissie op het beroep, te plaatsen in de longstayvoorziening van De Rooyse Wissel.

Aldus gedaan door mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 28 december 2005

secretaris voorzitter

Naar boven