Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2195/GA, 28 december 2005, beroep
Uitspraakdatum:28-12-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2195/GA

betreft: [klager] datum: 28 december 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. M.A. Westendorp, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 augustus 2005 van de alleensprekende beklagrechter bij de gevangenis Westlinge te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 november 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is gehoord [...], unit-directeur bij de gevangenis Westlinge.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen. De raadsman van klager is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft
a) plaatsing in afzondering wegens werkweigering;
b) een disciplinaire straf van 14 dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel op momenten dat hij naar de arbeid zou gaan, wegens werkweigering.

De beklagrechter heeft het beklag ten aanzien van de onderdelen a) en b) ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in het beroepschrift als volgt toegelicht.
Aan klager is door personeel medegedeeld dat hij eerst naar de werkzaal zou moeten om een dokter te zien te krijgen. Indien hij ervoor zou kiezen om zich ziek te melden, zou hij juist geen dokter te zien krijgen. Klager is derhalve naar de werkzaal
gegaan, maar is daar niet aan het werk gegaan. Vervolgens is hij niet onderzocht door een arts. Klager is gestraft met plaatsing in de isoleercel, een onterecht en ook nog een te zwaar en onnodig middel. De beklagrechter is in zijn uitspraak niet,
althans onvoldoende ingegaan op zojuist genoemde omstandigheden.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft een aantal keren werk geweigerd. In diverse verslagen is deze werkweigering duidelijk vastgelegd. Op 25 maart 2005 zijn door het personeel drie schriftelijke verslagen wegens werkweigering opgesteld. Op 25 maart 2005 is klager in
afzondering geplaatst. Van deze beslissing is geen beschikking opgesteld. Aan klager is derhalve geen beslissing uitgereikt.
Op 13 april 2005 is wederom een schriftelijk verslag wegens werkweigering opgesteld. Aan klager is vervolgens de disciplinaire straf van kamerarrest op de momenten dat klager naar de arbeid zou gaan voor de duur van maximaal veertien dagen opgelegd.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a):
Klager heeft op 25 maart 2005 werk geweigerd, waarvan door het personeel drie schriftelijke verslagen zijn opgesteld. Twee van deze schriftelijke verslagen zijn aan klager medegedeeld. Op 25 maart 2005 is klager vervolgens in afzondering geplaatst.
Vaststaat dat geen schriftelijke beslissing, zoals bedoeld in artikel 58, eerste lid, Pbw juncto artikel 57, eerste lid, Pbw is opgemaakt, laat staan aan klager is uitgereikt. De beslissing tot afzondering is in strijd met de wettelijke bepalingen
genomen. Het beroep zal dan ook op formele gronden gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagrechter zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel b):
Artikel 50, eerste lid, Pbw bepaalt dat indien een ambtenaar of medewerker constateert dat een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de
vrijheidsbeneming en hij voornemens is daarover aan de directeur schriftelijk verslag te doen, hij dit de gedetineerde mededeelt.
In het schriftelijke verslag van 14 april 2005 staat dat de verslaglegging niet aan de betrokkene is medegedeeld. Gelet hierop stelt de beroepscommissie vast dat voorafgaand aan de oplegging aan klager van de disciplinaire straf niet een door artikel
50, eerste lid, van de Pbw voorgeschreven mededeling aan klager van een op te maken schriftelijk verslag heeft plaatsgevonden. De beslissing van de directeur is derhalve in strijd met de wettelijke bepalingen genomen. Het beroep zal dan ook op formele
gronden gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagrechter zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard.

Aan klager zal voor het door hem ondervonden ongemak een tegemoetkoming van € 50,= worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van beide onderdelen gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. Y.A.J.M. van Kuijck en prof.dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 28 december 2005

secretaris voorzitter

Naar boven