Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2689/JB, 23 december 2005, beroep
Uitspraakdatum:23-12-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 05/2689/JB

Betreft: [klager] datum: 23 december 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A. van Eck, namens

[...], geboren op [1985], verder te noemen klager,

gericht tegen een beweerdelijk mondelinge beslissing van 24 oktober 2005 van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 december 2005, gehouden in de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Den Engh te Den Dolder zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A. van Eck, en namens de selectiefunctionaris [...], juridisch
medewerker Directie Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie.
Als toehoorder was aanwezig [...], eveneens juridisch medewerker.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot het onmiddellijk opstarten van een resocialisatietraject volgens klagers raadsvrouw mondeling afgewezen.

2. De feiten
Klager ondergaat de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (p.i.j.-maatregel), die hem bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 31 mei 2002 is opgelegd voor de duur van twee jaar. De tenuitvoerlegging van de
p.i.j.-maatregel is begonnen op 25 juni 2002. Bij rechterlijke uitspraken van respectievelijk 5 juli 2004 en 18 juli 2005 is de p.i.j.-maatregel verlengd met een jaar, respectievelijk zes maanden. De aan klager opgelegde p.i.j.-maatregel kan maximaal
zes jaar duren.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep tegen de beweerdelijke afwijzing van het verzoek door de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
In de verlengingsuitspraak van 18 juli 2005 heeft de rechter overwogen dat de p.i.j.-maatregel dient te worden verlengd om op korte termijn een resocialisatietraject op te zetten, waarbij is voorgesteld een scholings- en trainingsprogramma (s.t.p.)
vanuit de huidige inrichting en/of ambulante therapieën, onder begeleiding van de volwassenenreclassering, eventueel in combinatie met elektronisch toezicht voor het geval klager langer als passant in een penitentiaire inrichting zou moeten verblijven.
Klager is vanwege een geweldsincident in De Sprengen op 26 juni 2005 na een kort verblijf in de penitentiaire inrichting te Zutphen op 7 juli 2005 geplaatst in De Hartelborgt met de bedoeling dat overeenkomstig genoemde rechterlijke uitspraak van 18
juli 2005 een aanvang met het resocialisatietraject zou worden gemaakt. Daar resocialisatie uitbleef heeft klagers raadsvrouw op 23 augustus 2005 telefonisch contact opgenomen met de selectiefunctionaris [A], die haar op 30 augustus 2005 aangaf dat
geen
resocialisatietraject kon worden opgestart vanwege onduidelijkheid over een openstaande strafzaak. Op 9 september 2005 werd haar telefonisch meegedeeld dat die strafzaak geen belemmering vormde en dat De Sprengen om een advies zou worden verzocht. Dit
gesprek heeft klagers raadsvrouw schriftelijk bevestigd bij brief van 13 september 2005. Nadien is veelvuldig getracht telefonisch de stand van zaken te vernemen. Op 20 oktober 2005 vernam klagers raadsvrouw telefonisch van selectiefunctionaris [B] dat
De Sprengen heeft geadviseerd klagers p.i.j.-maatregel te verlengen met twee jaar. Zij heeft toen de selectiefunctionaris verzocht om het resocialisatietraject niet op de lange baan te schuiven. Op 24 oktober 2005 berichtte het departement haar
telefonisch dat de zaaksofficier van justitie afziet van verdere vervolging van klager, maar dat het verzoek tot het onmiddellijk opstarten van een resocialisatietraject wordt afgewezen vanwege het advies klagers p.i.j.-maatregel te verlengen. Dit
terwijl volgens de maatschappelijk werkster van De Hartelborgt het opstarten van een kort resocialisatietraject vanuit die inrichting voor de thans resterende maanden van de p.i.j.-maatregel wel mogelijk is, maar alleen met toestemming van het
departement. Klagers raadsvrouw verwacht dat er geen verlenging van de p.i.j.-maatregel komt, nu klager maximale opsluiting heeft gehad en er niets concreets aan resocialisatie heeft plaatsgevonden. Klagers raadsvrouw heeft niet alle telefonische
contacten schriftelijk bevestigd, omdat zij de indruk had dat dit door het departement niet op prijs werd gesteld. Het ging haar alleen om het belang van klager bij een zo spoedig mogelijke aanvang van een resocialisatietraject voor de duur van de
p.i.j.-maatregel op dat moment. Om geen kostbare tijd meer te verliezen heeft zij er voor gekozen om na het telefonische contact van 24 oktober 2005 niet een schriftelijk verzoek bij de selectiefunctionaris in te dienen, maar direct beroep in te
stellen. Zij heeft klager op 28 oktober 2005 ingelicht over de beslissing van de selectiefunctionaris en heeft op 31 oktober 2005 getracht het beroepschrift te faxen, wat die dag niet lukte in verband met problemen met de fax van het secretariaat van
de
Raad. Pas na ontvangst van de brief van 1 december 2005 vernam klagers raadsvrouw dat mevrouw [B] van het departement pas sinds 1 november 2005 als selectiefunctionaris is aangesteld. Nu mevrouw [B] echter voordien aanspreekpunt was kon zij door
klagers
raadsvrouw als selectiefunctionaris aangemerkt worden. In ieder geval heeft mevrouw [B] namens de selectiefunctionaris gehandeld. Ook de reactie op het beroep is door mevrouw [B] gegeven; zij zou dus ook het verzoekschrift hebben behandeld en hebben
afgewezen, als dat zou zijn ingediend. Ook om die reden is alleen het instellen van beroep een optie. Bovendien liep zij het risico dat bij het alsnog indienen van een schriftelijk verzoek zou worden tegengeworpen dat een eerder verzoek is afgewezen en
een nieuw verzoek pas twee maanden nadien kan worden ingediend. Zij heeft bij brief van 28 oktober 2005 aan mevrouw [B] het telefoongesprek van 24 oktober 2005 bevestigd. Op dat moment had men moeten aangeven dat het verzoek schriftelijk moest worden
ingediend en dat de gronden aangevuld moesten worden, en niet pas bij brief van 1 december 2005. Het schriftelijk indienen van een verzoek zou echter alleen maar dienen tot het formaliseren van de reeds op 24 oktober 2005 genomen beslissing, wat
neerkomt op onnodig tijdsverlies, te meer daar op 10 januari 2006 de zitting rond de verlenging van de p.i.j.-maatregel zal plaatsvinden. Het is niet juist dat de selectiefunctionaris de verlengingsprocedure afwacht. Klager vindt het jammer dat het
s.t.p.-programma tot op heden niet heeft kunnen plaatsvinden. Hij doet zijn best om verder te komen, maar moet alsmaar wachten.
Klagers raadsvrouw overlegt een briefrapport van De Hartelborgt over het functioneren van klager tot 20 november 2005.
Verzocht wordt klager in het beroep te ontvangen en het beroep gegrond te verklaren.

Door en namens de selectiefunctionaris is in beroep het volgende standpunt ingenomen.
Het beroep tegen een veronderstelde mondelinge beslissing zal niet-ontvankelijk zijn. In strijd met artikel 19 Bjj is geen schriftelijk, met redenen omkleed verzoekschrift ingediend. Er zijn alleen telefonische contacten geweest tussen klagers
raadsvrouw en mevrouw [B] van het departement over een mogelijk op te starten s.t.p.-traject en daarmee verband houdende knelpunten, zoals een toen openstaande strafzaak en de mogelijke verlenging van klagers p.i.j.-maatregel. Enkele daarvan zijn
schriftelijk bevestigd door klagers raadsvrouw, maar er is geen officieel stuk. Telefonische verklaringen kunnen niet formeel als besluit van de selectiefunctionaris worden gezien. Mevrouw [B] was op dat moment nog geen selectiefunctionaris en beide
partijen hebben een andere interpretatie van de telefonisch gevoerde gesprekken. Niet iedere medewerker van de betreffende afdeling is selectiefunctionaris. Klagers raadsvrouw had moeten vragen of mevrouw [B] selectiefunctionaris was. In de
rechterlijke
uitspraak van 18 juli 2005 wordt overwogen dat de rechter zich kan voorstellen dat een resocialisatietraject wordt opgestart. Dit geeft de selectiefunctionaris ruimte om op grond van omstandigheden tot een andere conclusie te komen. Er ligt een advies
tot verlenging van klagers p.i.j.-maatregel met twee jaar. Besloten is de mogelijke verlenging van de p.i.j.-maatregel af te wachten.

4. De beoordeling
Op grond van het bepaalde in artikel 19, eerste lid, onder b, Bjj heeft de jeugdige het recht om bij de selectiefunctionaris een met redenen omkleed verzoekschrift tot deelname aan een s.t.p.-programma in te dienen.
Krachtens artikel 19, derde lid, in verbinding met artikel 18, vierde lid, Bjj geeft de selectiefunctionaris daarop binnen zes weken een met redenen omklede beslissing, waarbij hij wijst op de mogelijkheid van het indienen van beroep.
Tegen een afwijzende beslissing van de selectiefunctionaris staat ingevolge artikel 77, eerste lid, Bjj beroep open.

In dit geval is slechts sprake van, gedeeltelijk door klagers raadsvrouw schriftelijk bevestigde, telefonische contacten met het departement, waarbij klagers raadsvrouw en het departement van mening verschillen over de vraag in hoeverre sprake is van
een formeel verzoek en een formeel daarop door de selectiefunctionaris genomen beslissing.
Naar het oordeel van de beroepscommissie laat de wet geen ruimte open voor een dergelijke mondelinge procedure. Klagers raadsvrouw had daarom al op 23 augustus 2005 de juist in het belang van de jeugdigen in de wet neergelegde procedure moeten volgen
door een schriftelijk verzoek in te dienen, waarop de selectiefunctionaris binnen zes weken schriftelijk een voor beroep vatbare beslissing had moeten nemen.
Om die reden kan klager niet in het namens hem ingediende beroep worden ontvangen.

Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting duidelijk blijkt van een belang van klager bij het opstarten van een resocialisatietraject en dat het zeer wenselijk is dat daaraan spoedig
uitvoering
wordt gegeven zodra de inrichting van verblijf meent dat een resocialisatietraject kan aanvangen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.A. Flinterman, voorzitter, mr. D.A.N. Bartels en prof.dr. R.A.R. Bullens, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 23 december 2005

secretaris voorzitter

Naar boven