Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2900/GV, 23 december 2005, beroep
Uitspraakdatum:23-12-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2900/GV

betreft: [klager] datum: 23 december 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 november 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Het is juist dat klager zich heeft onttrokken aan zijn detentie en pas bijna een jaar later weer is aangehouden. Echter klager is ook vier jaar niet met justitie in aanraking geweest. Hij wil de draad weer oppakken en werken aan zijn terugkeer in de
maatschappij.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Gelet op de informatie vanuit de inrichting en het feit dat klager zich eerder, ten tijde van zijn verblijf in een beperkt beveiligde inrichting, geruime tijd aan zijn detentie heeft onttrokken en is aangehouden voor een nieuw strafbaar feit, bestaat
onvoldoende vertrouwen in een goed verloop van het verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting Vught heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, mede gezien de plannen die er zijn uitgezet voor klagers verdere detentiefasering.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te ‘s-Hertogenbosch heeft naar aanleiding van een verzoek om algemeen verlof op 25 april 2005 aangegeven geen bezwaar te hebben.
De politie Midden en West Brabant heeft negatief geadviseerd gelet op klagers onttrekking en de tijdsinvestering welke gepaard ging met zijn nieuwe aanhouding.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek, wegens diefstal. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van 21 dagen te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 28 juli 2006.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie stelt vast dat klager zich op 18 december 2003 heeft onttrokken aan zijn detentie door niet terug te keren van een regimair weekendverlof. Eerst op 2 december 2004 is klager aangehouden na het plegen van opnieuw een delict, waarvoor
hij inmiddels veroordeeld is en tevens weer ingesloten voor het ondergaan van het resterende deel van de aan hem opgelegde gevangenisstraf. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een zodanige contra-indicatie vormen voor
verlofverlening dat deze, ondanks het positieve advies van de inrichting, een afwijzing van klagers verlofaanvraag ook nog in dit stadium van de detentie rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking
komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a., b. en d. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, thans niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 23 december 2005

secretaris voorzitter

Naar boven