nummer: 05/2242/GA
betreft: [klager] datum: 16 december 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de gevangenis Zoetermeer,
gericht tegen een uitspraak van 12 september 2005 van de beklagcommissie bij voormelde gevangenis, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 17 november 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is gehoord [...], waarnemend unit-directeur bij de gevangenis Zoetermeer. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft
hij daarvan geen gebruik gemaakt.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet mogen volgen van extra onderwijs.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft gewoon regulier onderwijs gevolgd. Waar het nu om gaat is extra onderwijs in het kader van een maatschappelijk integratie (M.I.)-traject. Klager is, als “kandidaat-M.I.-er”, op een zogenoemde M.I.-afdeling geplaatst. Op deze afdeling kon
klager laten zien dat hij daadwerkelijk gemotiveerd is om deel te nemen aan het op deze afdeling geboden programma. Zodra de mogelijkheid zich voordoet, wordt op deze afdeling extra onderwijs geboden. Aan klager is tot tweemaal toe de gelegenheid
geboden deel te nemen aan extra onderwijs. Beide keren weigerde hij. Hier komt nog bij dat klager zich racistisch heeft uitgelaten in de richting van een docent. Hierop is in het multidisciplinair overleg besloten klager niet langer op de M.I.-afdeling
te handhaven. Hij verblijft thans dan ook op een reguliere afdeling.
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Klager is, als “kandidaat-M.I.-er”, op een zogenoemde M.I. afdeling geplaatst, waar hij kon laten zien dat hij daadwerkelijk gemotiveerd was om aan het op deze afdeling geboden programma deel te nemen. Blijkens de schriftelijke melding van een aan de
inrichting verbonden docent van 16 augustus 2005 is klager tot tweemaal toe in de gelegenheid gesteld aan extra onderwijs deel te nemen. Beide keren weigerde klager om hem moverende redenen. Uit de schriftelijke melding blijkt voorts dat klager zich
racistisch heeft uitgelaten in de richting van de docent.
De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing van de directeur om klager niet langer in de gelegenheid te stellen extra onderwijs te volgen in het kader van een zogenoemd M.I.-traject, de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden in onderling
verband en samenhang bezien, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep van de directeur zal dan ook gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden
verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. Y.A.J.M. van Kuijck en prof. dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 16 december 2005
secretaris voorzitter