Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2314/GB, 15 december 2005, beroep
Uitspraakdatum:15-12-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2314/GB

betreft: [klager] datum: 15 december 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 september 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.S. van der Biezen, op 4 november 2005 door een lid van de Raad gehoord.

De beroepscommissie heeft kennis genomen van de schriftelijke reactie d.d. 10 november 2005 van klager op het verslag van horen en de nadere toelichting van de selectiefunctionaris d.d. 21 november 2005.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot verlenging van klagers verblijf als preventief gehechte in de extra beveiligde inrichting (EBI) Nieuw Vosseveld te Vught.

2. De feiten
Klager is sedert 7 mei 2004 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) Almere-Binnen. Op 25 maart 2005 is hij overgeplaatst naar het h.v.b. van de EBI.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de beslissing zijn verblijf in de EBI te verlengen tegenover een lid van de Raad toegelicht. Van dat horen is een verslag opgemaakt, welk verslag – inclusief de bijlage – aan deze uitspraak is gehecht
en
waarvan de inhoud voor hier ingevoegd en herhaald geldt. Klager heeft in zijn schrijven van 10 november 2005 nog het volgende opgemerkt. Klager heeft sinds hij in de EBI verblijft nooit met zijn echtgenote gesproken per telefoon. Hij heeft één keer met
zijn kinderen in de Turkse taal gesproken. Toen hij daarvoor gewaarschuwd werd, heeft hij dat niet meer gedaan.

3.2. In het selectieadvies van de directeur van de EBI is aangegeven dat de EBI-status van klager verlengd moet worden met een periode van zes maanden. De reden voor zijn – nog recente – plaatsing in de EBI en de lengte van de te verwachten
opgelegde
straf en de maatschappelijke onrust die zal ontstaan bij een eventuele ontvluchting van klager geven aanleiding tot dat advies.

3.3. De selectiefunctionaris die klager op 14 september 2005 in de EBI heeft gesproken in het kader van het voorstel tot verlenging van klagers verblijf in de EBI heeft het volgende bericht.
Klager is op de hoogte van het verlengingsadvies maar is het daar niet mee eens. Klager heeft aangegeven contact te hebben gehad met een medegedetineerde in Zwaag. Die gedetineerde heeft wederom contact gehad met de gedetineerde die samen met klager op
één cel verbleef. Die gedetineerde zou voornemens zijn geweest te ontvluchten. Klager heeft aangegeven dat die gedetineerde een zeer gewelddadig persoon is die probeert om gedetineerden te intimideren. Deze persoon zou ook betrokken zijn geweest bij
een
ontvluchtingspoging uit de moskee van de locatie Haarlem. Klager heeft met betrekking tot het vluchtincident niet willen meewerken aan het onderzoek door de recherche omdat hij slechte ervaringen heeft met de recherche. Hij is van mening ten onrechte
als vluchtgevaarlijk te worden aangemerkt. Hij heeft een bedrijf in Nederland en zijn vrouw en kinderen wonen hier. Hij heeft dus geen belang bij een ontvluchtingspoging. Klagers echtgenote mag hem, omdat zij negatief gescreend is, niet bezoeken.
Klager
heeft er moeite mee dat zijn vrouw en kinderen hem inmiddels al zes maanden niet hebben bezocht. De selectiefunctionaris is van mening dat klagers plaatsing verlengd moet worden.

3.4. De selectiefunctionaris heeft op 29 september 2005 nog het volgende bericht. Uit de beschikbare informatie is gebleken dat klager moet worden gekwalificeerd als vluchtgevaarlijk. Klager heeft herhaalde malen getracht de in de EBI geldende
veiligheidsmaatregelen te frustreren c.q. de grenzen van het regime te verleggen. Hij is herhaalde malen gewaarschuwd omdat er sprake was van vermoedens dat hij met zijn echtgenote in het Turks communiceerde en via zijn kinderen boodschappen wilde
doorgeven aan anderen. Ook heeft hij getracht brieven met verkapte dreigingen en informatie over de gedetineerdensamenstelling en bezetting van de EBI te verzenden. Daarnaast was sprake van een poststuk waarin klager de getuige in zijn strafzaak
trachtte te beïnvloeden. Klager is wegens zeer ernstige, publiciteitsgevoelige delicten, die geleid hebben tot een geschokte rechtsorde, veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien jaar. Klager heeft beroep ingesteld tegen die veroordeling. Een
eventuele ontvluchting zou leiden tot maatschappelijke onrust.

3.5. De selectiefunctionaris heeft in zijn schrijven van 21 november 2005 bericht dat hetgeen klager heeft aangevoerd met betrekking tot de omstandigheid dat de ontvluchtingspoging door een medegedetineerde zou zijn gedaan en niet door klager, aan
de
orde is geweest bij de vergadering van de Selectieadviescommissie voor de EBI (SAC-EBI). De SAC-EBI zag in de betreffende brief van klager geen aanleiding om anders te beslissen.

4. De beoordeling
4.1. De EBI Nieuw Vosseveld is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI), die op 1 oktober 2000 in werking is getreden, kunnen in de extra beveiligde inrichting gedetineerden worden
geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

4.3. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.

4.4. De beroepscommissie overweegt het volgende.
Vooralsnog acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk dat klager – daarbij gelet op de redenen die hebben geleid tot klagers plaatsing in de EBI – thans nog steeds valt onder de categorie gedetineerden voor wie opneming in de EBI is geïndiceerd.
Hetgeen klager daartegen in heeft gebracht, met name de omstandigheid dat niet klager maar een ander voornemens was om een ontvluchtingspoging te ondernemen, is, nu het onvoldoende feitelijk wordt onderbouwd, onvoldoende om tot een ander oordeel te
komen. Zulks geldt te meer nu klager blijkens het selectieadvies tijdens zijn verblijf in de EBI een aantal malen heeft getracht op ongeoorloofde wijze contacten met de buitenwereld aan te gaan of te onderhouden. Dit leidt ertoe dat klager vooralsnog
als zeer vluchtgevaarlijk moet worden beschouwd. De beroepscommissie acht, daarbij hetgeen hiervoor is overwogen in onderling verband en samenhang bezien en gelet op de aard en ernst van het delict waarvoor klager wordt vervolgd, aannemelijk dat klager
bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormt.
Nu niet of onvoldoende is gebleken van contra-indicaties voor voortduring van klagers verblijf in de EBI, komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de beslissing klagers verblijf in de EBI te verlengen, bij afweging van alle in aanmerking komende
belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 15 december 2005

secretaris voorzitter

Naar boven