Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2981/SGB, 14 december 2005, schorsing
Uitspraakdatum:14-12-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 05/2981/SGB

Betreft: [klager] datum: 14 december 2005

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. A.P. Visser, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Zoetermeer.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 73, vierde lid, juncto artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de selectiefunctionaris om verzoeker over te plaatsen naar (een ISD-inrichting van) de
locatie Zoetermeer.

De voorzitter heeft voorts kennis genomen van een eerder schorsingsverzoek (betreffende de beslissing verzoeker in de derde fase van de SOV te plaatsen) en de beslissing van de voorzitter op dat verzoek (d.d. 6 december 2005, kenmerk 05/2916/SGB),
alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de selectiefunctionaris d.d. 13 december 2005.

1. De standpunten van verzoeker en de selectiefunctionaris
Door en namens verzoeker is aangevoerd dat de voorzitter eerder – in de uitspraak op het schorsingsverzoek met kenmerk 05/2916/SGB d.d. 6 december 2005 – heeft overwogen dat de vrees van klager om te worden geplaatst in de locatie Zoetermeer ongegrond
moet worden geacht. In tegenstelling tot hetgeen de voorzitter in zijn uitspraak heeft overwogen is verzoeker evenwel teruggeplaatst naar de eerste fase van de SOV en verblijft hij thans in de locatie Zoetermeer. Om die reden heeft verzoeker een
spoedeisend belang bij schorsing van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de selectiefunctionaris.

Uit de inlichtingen van de selectiefunctionaris komt het volgende naar voren. Primair stelt de selectiefunctionaris dat hij – zo verstaat de voorzitter – verzoeker niet ontvankelijk acht in zijn verzoek, omdat er nog geen bezwaarschrift is ingediend
tegen de bestreden beslissing. De selectiefunctionaris heeft verzoeker – op advies van de directeur van de zeer beperkt beveiligde inrichting/ISD (z.b.b.i./ISD) Haaglanden – geplaatst in de derde fase van de SOV. Eén van de daarbij behorende
voorwaarden
is het verblijf in het Remisehuis van Parnassia in Rotterdam. Verzoeker heeft zich op zich niet verzet tegen deze beslissing. Vervolgens geeft verzoeker aan niet te willen verblijven in het Parnassiahuis en verwacht hij teruggeplaatst te worden naar de
z.b.b.i./ISD Haaglanden. Naar de mening van de selectiefunctionaris is het niet buiten de orde om verzoeker, na mislukking van plaatsing in de derde fase, in een gesloten setting te plaatsen. Uit de mislukking blijkt immers dat verzoeker niet weet om
te
gaan met het hem aangebodene. De selectiefunctionaris maakt daarbij de vergelijking met de gedetineerde wiens deelname aan een penitentiair programma is mislukt; die gedetineerde wordt in dat geval ook niet teruggeplaatst naar de z.b.b.i. van
herkomst.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt vast dat verzoeker feitelijk verblijft in de locatie Zoetermeer en dat de selectiefunctionaris geen plaatsingsbeslissing daarvan heeft kunnen overleggen. In beginsel kan, gelet op het bepaalde in artikel 73, vierde lid van de Pbw,
gelezen in verband met artikel 66, eerste lid van de Pbw, pas schorsing worden verzocht als de selectiefunctionaris het bezwaarschrift ongegrond heeft verklaard en verzoeker tegen die ongegrondverklaring beroep heeft ingesteld. In alle andere gevallen
wordt verzoeker niet ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. Dit beginsel lijdt slechts uitzondering in die gevallen waarin de beslissing van de selectiefunctionaris lang op zich laat wachten of in die gevallen waarin sprake is van uitzonderlijke
omstandigheden. Nu niet is gebleken van een op schrift gestelde beslissing van de selectiefunctionaris, is er naar het oordeel van de voorzitter sprake van een zodanig uitzonderlijke omstandigheid, dat verzoeker in dit geval moet worden ontvangen in
zijn verzoek.

Artikel 44m, van de Penitentiaire maatregel (oud) luidt – voorzover hier van belang –:
- 1. Indien betrokkene niet of niet meer bereid is deel te nemen aan het programma in de derde fase, dan wel te voldoen aan de daaraan verbonden voorwaarden, kan de selectiefunctionaris hem op de grondslag van het advies van de directeur
terugplaatsen in de inrichting. (...)
Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter komt uit de tekst van de Pm en uit de toelichting naar voren, dat de wetgever bedoeld heeft dat de betrokkene in een dergelijk geval wordt teruggeplaatst naar de inrichting van herkomst en dat die
terugplaatsing dient te geschieden naar aanleiding van een daartoe strekkend advies van de directeur. De voorzitter stelt allereerst vast dat niet is gebleken van een daartoe strekkend advies van de directeur. Voorts geldt dat verzoeker ten tijde van
de
bestreden beslissing verbleef in de z.b.b.i./ISD Haaglanden en dat hij thans in de locatie Zoetermeer verblijft. Daargelaten de vraag of het niet willen accepteren van één van de voorwaarden van de beslissing om verzoeker te plaatsen in de derde fase
van de SOV een terugplaatsing naar (feitelijk) de eerste fase van de SOV kan rechtvaardigen en
- voorzover de voorzitter bekend – van een ontbreken van een advies van de directeur tot terugplaatsing naar de inrichting, zijn de ISD-inrichtingen van de locatie Zoetermeer andere inrichtingen dan de inrichting van herkomst van verzoeker. De
z.b.b.i./ISD Haaglanden en de ISD-inrichtingen van de locatie Zoetermeer hebben immers ieder eigen (afzonderlijke) bestemmingsaanwijzingen. Alleen al om die reden mocht verzoeker niet worden geplaatst in de locatie Zoetermeer, maar had hij in de
z.b.b.i./ISD Haaglanden te ’s-Gravenhage moeten verblijven. Zulks geldt temeer nu niet is gebleken van een formele selectiebeslissing met de strekking dat verzoeker wordt geplaatst in een ISD-inrichting van de locatie Zoetermeer.

Hetgeen hiervoor is overwogen maakt dat de beslissing om verzoeker te plaatsen in de locatie Zoetermeer naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is genomen in strijd met de wet en – nu de voorzitter het door verzoeker gestelde spoedeisende belang,
gelet op alle in aanmerking komende omstandigheden, aannemelijk acht – voor schorsing in aanmerking komt.

De voorzitter geeft de selectiefunctionaris in overweging om verzoeker per ommegaande terug te plaatsen naar de z.b.b.i./ISD Haaglanden.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de selectiefunctionaris.

Aldus gedaan door mr. J. Lamens, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris op 14 december 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven