Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2755/GV, 12 december 2005, beroep
Uitspraakdatum:12-12-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2755/GV

betreft: [klager] datum: 12 december 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.J.P. Liefting, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 november 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klagers laatste termijn van zijn detentie heeft hij in de vorm van een penitentiair programma/elektronisch toezicht (p.p./e.t.) ondergaan. Hij heeft zich altijd aan de hem opgelegde voorwaarden
gehouden.
In september 2005 heeft de reclassering geadviseerd het p.p./e.t. ongedaan te maken. De aan dit advies ten grondslag liggende motivatie is aan klager, noch zijn raadsman kenbaar gemaakt. Klagers moeder heeft kanker en bevindt zich in de laatste fase
van
haar leven. Klager wil die periode bij haar zijn om haar te ondersteunen. Klager zorgde voor zijn moeder, die ook bij klager inwoont. Door het gemis van verjaardagen van zijn moeder wil hij in elk geval het kerstfeest met haar doorbrengen. Hij heeft
inmiddels 90% van zijn detentie volbracht, zonder enige incidenten. De situatie van zijn moeder verslechtert thans.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klagers op 15 juni 2005 aangevangen p.p. is op advies van de reclassering per 23 september 2005 beëindigd, omdat klager zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. Na het verzoek van klager om strafonderbreking is door de directie van de penitentiaire
inrichtingen (p.i.) Rijnmond medisch advies gevraagd bij het bureau individuele medische advisering. De waarnemend medisch adviseur bij het Ministerie van Justitie ziet geen aanleiding voor een structureel verlof. De medisch adviseur heeft aangegeven
dat, gelet op de informatie van de behandelend arts, strafonderbreking op dit moment niet geïndiceerd is.
Wel is geadviseerd klager incidenteel verlof te verlenen teneinde zijn moeder te ondersteunen bij een bezoek aan de huisarts om een aantal zaken te regelen voor wat betreft de mantelzorg. Indien de situatie van de moeder over een bepaalde tijd
verslechterd is, zou desgevraagd wederom een incidenteel verlof verleend kunnen worden.

De directeur van de p.i. Rijnmond heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking, gelet op de beëindiging van klagers p.p. in verband met het zich niet houden aan de gemaakte afspraken.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens gemeenschap met een persoon beneden de 12 jaar.
De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 14 februari 2006.

Krachtens artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr.733726/98/DJI), kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat niet kan worden volstaan
met
een andere vorm van verlof. Klager heeft om strafonderbreking verzocht om zijn moeder, die aan kanker lijdt, te ondersteunen en te begeleiden. Ter ondersteuning van zijn verzoek heeft klager een verklaring van de behandelend arts van zijn moeder
overgelegd. Na ontvangst van het verzoek om strafonderbreking is contact gezocht met de medisch adviseur bij het Ministerie van Justitie. Deze is van oordeel dat thans met het verlenen van incidenteel verlof kan worden volstaan. Gelet op het
bovenstaande kan de afwijzende beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 12 december 2005

secretaris voorzitter

Naar boven