Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0449/TB, 28 november 2005, beroep
Uitspraakdatum:28-11-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/0449/TB

betreft: [klager] datum: 28 november 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. S.E.M. Hooijman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 21 februari 2005 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 oktober 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. F.J. Koningsveld.

Op verzoek van de raadsman is voor deze zitting [...], psycholoog en vast gerechtelijk deskundige, als getuige opgeroepen.

De vertegenwoordiger van de Minister heeft telefonisch bericht niet ter zitting aanwezig te kunnen zijn.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist klager te plaatsen in de longstay voorziening Het Kempehuis van de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen (hierna: Het Kempehuis).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak d.d. 25 oktober 1983 veroordeeld tot acht maanden gevangenisstraf en ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is op 29 mei 1984 geplaatst in Hoeve Boschoord te Boschoord. Na
recidive is klager d.d. 30 maart 1988 veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf en ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is op 7 december 1989 geplaatst in de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek. Na recidive is klager op
19 maart 1996 veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf. Klager is op 24 juni 1999 geplaatst in de tbs-kliniek De Kijvelanden te Poortugaal.
Bij brief d.d. 26 mei 2003 heeft het hoofd van De Kijvelanden klager aangemeld voor plaatsing op een landelijke longstay afdeling.
Bij advies d.d. 9 oktober 2003 van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) is aangegeven dat de eindverantwoordelijke behandelaar ten aanzien van klager in alle redelijkheid tot de longstay indicatie heeft kunnen komen.
Klager is op 9 december 2003 geplaatst in Het Kempehuis. Klager heeft van deze beslissing beroep ingesteld bij de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 Bvt. Bij uitspraak van 23 april 2004 (03/2877/TB) heeft de beroepscommissie bepaald dat de
beslissing klager in dit stadium van zijn behandeling op een longstay afdeling te plaatsen materieel in strijd is met de wet en als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt. Zij heeft het beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing
vernietigd. Voorts heeft zij de Minister opgedragen een nieuwe beslissing te nemen, waarbij op verandering gerichte (farmacologische) behandelmogelijkheden nadrukkelijk zouden worden betrokken en waaraan de beroepscommissie het advies heeft verbonden
om
klager niet opnieuw in De Kijvelanden te plaatsen.
Op 12 mei 2004 is, onder verwijzing naar de bovengenoemde uitspraak van de beroepscommissie, het Pieter Baan Centrum te Utrecht (hierna: PBC) verzocht advies uit te brengen over de behandelmogelijkheden. Klager heeft van 15 juli 2004 tot en met 3
september 2004 in het PBC verbleven. Op 17 januari 2005 heeft het PBC rapport uitgebracht. Op 17 februari 2005 is klager gehoord over een hernieuwde plaatsing in Het Kempehuis. Op 21 februari 2005 is een nieuwe beslissing tot plaatsing van klager in
Het
Kempehuis genomen.

3. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat klager niet geplaatst wil worden op een longstay afdeling, maar dat hij op basis van een verantwoord medicijngebruik een behandeling wil starten. Klager is bereid (en ook altijd geweest) tot behandeling, ook
langs
farmacologische weg. Klager is in de tbs-kliniek De Kijvelanden begonnen met medicatie, na zich te hebben verdiept in de bijverschijnselen van de libidoremmende medicatie. Er zou toen ook verlof worden aangevraagd. Nadat een personeelswisseling had
plaatsgevonden, is de medicatie gestopt en ook de aanvraag voor verlof. Klager zet vraagtekens bij het door het PBC uitgebrachte rapport van januari 2005. Hij heeft slechts éénmaal een gesprek met de psycholoog gehad en van de afspraken met de
psychiater vielen er een aantal uit. Klager verblijft nu in Het Kempehuis en werkt overdag. Hij krijgt echter geen behandeling. Klager erkent dat hij in het verleden fouten heeft gemaakt en daarvoor moet boeten. Klager geeft aan dat er bij hem een
ommekeer heeft plaatsgevonden, toen hem gevraagd werd hoe hij zou reageren als iemand aan zijn dochter zou zitten. Behandeling zou zijns inziens nu wel effect kunnen hebben. Klager zou graag in aanmerking willen komen voor resocialisatie. De conclusie
van het PBC, als motivering opgenomen in het besluit van de Minister van 21 februari 2005, inhoudende dat hernieuwde pogingen tot behandeling zonder effect zullen zijn en dat opname in een longstay voorziening onvermijdelijk is, vindt klager
onbegrijpelijk. Het is in strijd met de stelling van de psycholoog die in het rapport op blz. 41 opmerkt: “ dat de behandelmogelijkheden zeer beperkt zijn”. Ook bij een zeer beperkte behandelmogelijkheid moeten in dit geval de eerder opgewekte
verwachtingen worden gehonoreerd. De tbs-kliniek De Kijvelanden heeft in oktober 2003 bij klager de verwachting gewekt dat hem nog een kans werd geboden om op een nieuwe afdeling deel te nemen aan een op verandering gerichte behandeling. Dit wordt
onderschreven in de rapportage van [vast gerechtelijk deskundige] uitgebracht in verband met de verlenging van klagers tbs. De psychiater van het PBC stelt echter in het rapport dat bij de behandeling de kans van slagen nihil is. Hij voert daartoe aan
dat behandeling in het verleden mislukt is en nu ook wel zal mislukken. De psychiater trekt de motivatie voor behandeling en het slikken van medicijnen bij klager in twijfel. Dit is direct in strijd met de uitspraak van de beroepscommissie van 23 april
2004 dat uit de nadien uitgebrachte maandrapportage door de tbs-kliniek De Kijvelanden niet is gebleken dat het gedrag van klager na oktober 2003 zodanig was dat de kans op behandeling hem onthouden zou moeten worden. Ook tijdens het onderzoek in het
PBC heeft klager steeds aangegeven gemotiveerd te zijn voor behandeling. In het eindadvies over medicamenteuze behandeling bagatelliseert het PBC de werking van de medicijnen en wordt gewezen op de zware bijwerkingen of negatieve effecten bij gebruik
op
lange termijn, waarbij behandelmotivatie vereist is. Voorts wordt opgemerkt dat alcoholproblematiek een contra-indicatie vormt bij deze middelen en dat met medicamenten recidive niet valt uit te sluiten. Het PBC komt dan tot de conclusie dat het
toedienen van deze middelen leidt tot schijnveiligheid en zelfs een contra-indicatie vormt. Het besluit van de Minister van 21 februari 2005 is onvoldoende gemotiveerd en dient wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid materieel ongegrond te
worden verklaard.

De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt schriftelijk toegelicht.
Op 12 mei 2004 is het PBC verzocht advies uit te brengen over de behandelmogelijkheden, die thans voor klager bestaan onder een aannemelijke prognose met betrekking tot het delictgevaar. Na ontvangst van voornoemd advies zou worden besloten of het
verblijf van klager op een longstay voorziening voortgezet moest worden of dat een derde behandelpoging in een tbs-kliniek tot de mogelijkheden zou behoren. Op 17 januari 2005 heeft het PBC rapport uitgebracht. Hierin wordt gesteld dat formeel gezien
nog geen farmacotherapeutische behandeling heeft plaatsgevonden, hoewel het de vraag nog maar is of deze geïndiceerd is. Een dergelijke behandeling kan werkzaam zijn bij patiënten met hyperseksualiteit, gezien het libidoremmend effect van de middelen.
Echter, net als bij alcoholproblematiek, werken deze middelen niet tegen problemen gelieerd aan of voorafgaand aan de specifieke problematiek. Bij klager ligt in de seksuele aard van het delict niet de oorsprong van het probleem, maar is deze slechts
uitingsvorm. De kern van het probleem ligt in de combinatie van klagers beperkingen en de dynamiek van zijn persoonlijkheid, welke onbehandeld blijft bij een farmacotherapeutische behandeling. Indien de medicatie het libido zou remmen zonder dat de
beperkingen en problematische dynamiek behandeld worden, zal dit leiden tot een verplaatsing van de agressie naar een ander gebied. Om die reden is farmacotherapeutische behandeling bij klager contra-geïndiceerd en zijn de behandelmogelijkheden zeer
beperkt, zoal niet afwezig. Bij bestudering van eerdere verslagen van behandelingen in tbr/tbs-verband, psychiatrische en psychologische onderzoeken valt als belangrijk kenmerk op dat er, diverse behandelingen ten spijt, aan de pathologie en de wijze
waarop klager met zijn stoornis omgaat, in de loop van de laatste twintig jaar geen essentiële verandering valt waar te nemen. Naast libidoremmende middelen kan de medicatie bestaan uit middelen die de inname van alcohol belemmeren. Klager heeft
kortdurend libidoremmende medicijnen gebruikt, maar staakte de medicatie na een voor hem teleurstellende ervaring. Er dienen duidelijk vraagtekens te worden geplaatst bij de motivatie van klager. Van beide groepen medicamenten kan worden gesteld dat
het
voorschrijven van de middelen ingebed dient te zijn in het kader van een intensieve psychosociale begeleiding. De conclusie van het rapport is dat bij klager nog steeds sprake is van ernstige pathologie en dat zijn besef hiervan, laat staan inzicht
hierin, sterk beperkt is, zodat recidivegevaar onverminderd aanwezig is. Omdat de stoornis zelf, te weten de intellectuele beperkingen, de zwakke identiteit en de persoonlijkheidsstoornis, de behandeling belemmert en omdat er vele behandelingen vanuit
diverse benaderingswijzen zijn toegepast en klager desondanks herhaaldelijk tot recidive is gekomen, zullen hernieuwde pogingen tot behandeling zonder effect zijn. Plaatsing op een longstay afdeling is onvermijdelijk. Deze rapportage heeft de Minister
in zijn oordeel bevestigd dat een derde behandelpoging niet opportuun is. Het beroep zal derhalve ongegrond zijn.
De getuige, [vast gerechtelijk deskundige], heeft ter zitting aangevoerd dat bij libidoremmende medicijnen, zoals Andracur, en alcoholbelemmerende medicijnen, zoals Refusal en Antabus, geen negatieve interacties zijn te verwachten. Het is echter
noodzakelijk deze medicijnen steeds in te blijven nemen. Klager moet ook bewijzen dat hij dat wil. In zijn rapportage d.d. 11 januari 2004, uitgebracht in verband met de verlenging van klagers tbs, heeft de getuige alleen willen aangeven dat nog niet
is
geprobeerd om klager met medicijnen te behandelen. Klager heeft een veilige koesterende omgeving nodig en hij is niet vluchtgevaarlijk. Volgens het PBC is agressie de primaire oorzaak van klagers delict en derhalve zijn libidoremmende middelen
contra-geïndiceerd. Als dit inderdaad zo is, dan kan de getuige het eens zijn met de conclusie van het PBC. De tbs-kliniek De Kijvelanden is er in 2003 nog vanuit gegaan dat juist hyperseksualiteit de oorzaak van het delict was. Gezien het
delictscenario zal recidive pas optreden als klager een relatie heeft. Spanningen kunnen leiden tot alcohol misbruik, wat vervolgens een ontlading teweeg kan brengen. Indien er een goede contextbeheersing wordt opgebouwd, zijn er wellicht mogelijkheden
voor resocialisatie. Het zou mogelijk moeten zijn om op longstay afdelingen een soort differentiatie in te bouwen, opdat patiënten nog enig uitzicht op behandeling wordt geboden. In de periode dat klager, van medio juli 2004 tot begin september 2004,
in
het PBC verbleef, heeft hij met klager gesproken. Hij heeft hem echter niet gerustgesteld, zoals de raadsman in zijn beroepschrift stelt.

4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Minister geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere ter beschikking gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën, te weten vrouwen,
zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke ter beschikking gestelden. Daarnaast wordt onderscheiden naar de primaire psychopathologie: psychotische stoornis of persoonlijkheidsstoornis.

De Minister heeft de beslissing tot overplaatsing van klager genomen met inachtneming van klagers geslacht, zijn intelligentie, de ten aanzien van hem gestelde diagnose en gegevens omtrent het al dan niet bestaan van een beheers/vluchtrisico, alsmede
zijn longstay indicatie.

De Minister heeft op 12 mei 2004, onder verwijzing naar de uitspraak van de beroepscommissie van 23 april 2004 (03/2877/TB), het PBC verzocht advies uit te brengen over de behandelmogelijkheden, die thans voor klager bestaan onder een aannemelijke
prognose met betrekking tot het delictgevaar. Na ontvangst van voornoemd advies zou worden besloten of het verblijf van klager op een longstay afdeling voortgezet moest worden of dat een derde behandelpoging in een tbs-kliniek tot de mogelijkheden zou
behoren. Op 17 januari 2005 heeft het PBC rapport uitgebracht. De conclusie van het rapport is dat bij klager nog steeds sprake is van ernstige pathologie en dat zijn besef hiervan, laat staan inzicht hierin, sterk beperkt is, zodat recidivegevaar
onverminderd aanwezig is. Omdat de stoornis zelf, te weten de intellectuele beperkingen, de zwakke identiteit en de persoonlijkheidsstoornis, de behandeling belemmert en omdat er vele behandelingen vanuit diverse benaderingswijzen zijn toegepast en
klager desondanks herhaaldelijk tot recidive is gekomen, zullen hernieuwde pogingen tot behandeling zonder effect zijn. Plaatsing op een longstay afdeling is onvermijdelijk.

De Minister heeft de bestreden beslissing genomen met inachtneming van de uitgebrachte rapportage van het PBC en voorts de aanmelding voor de longstay plaatsing en het advies van de LAP. Klager heeft geen zwaarwegende argumenten aangevoerd, die zouden
kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat de Minister in redelijkheid niet tot de bestreden plaatsingsbeslissing heeft mogen komen. Hetgeen de getuige ter zitting heeft gesteld, kan evenmin tot een ander oordeel leiden. De Minister heeft er in
redelijkheid van uit mogen gaan dat voortzetting van klagers behandeling zoals deze plaats had in De Kijvelanden niet langer aan het doel daarvan beantwoordde, dat klager aan alle criteria voor plaatsing op een longstay afdeling voldoet, en dat
derhalve
een longstay afdeling (vooralsnog) als de meest aangewezen plaats voor tenuitvoerlegging van klagers tbs moet worden aangemerkt.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen is de beslissing klager te plaatsen in Het Kempehuis, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, drs. B. van Dekken en mr. Y.A.J.M. van Kuijck, leden, in tegenwoordigheid van mr S.A.H. de Bruin, secretaris, op 28 november 2005

secretaris voorzitter

Naar boven