Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2753/GV, 24 november 2005, beroep
Uitspraakdatum:24-11-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2753/GV

betreft: [klager] datum: 24 november 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 november 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft om één dag verlof gevraagd om zijn huisvesting en werk veilig te stellen voor na zijn v.i.-datum op 28 november 2005. De selectiefunctionaris heeft onverwachts, onterecht en zonder opgave van redenen klagers deelname aan een penitentiair
programma (p.p.) beëindigd en klager in een gevangenis teruggeplaatst. Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld. Zijn advocaat heeft de selectiefunctionaris alle stukken toegestuurd, waaronder de verklaring van de heer [A] die deze ellende
heeft veroorzaakt en stelt dat klager daar niets mee van doen heeft. De selectiefunctionaris geeft er in zijn beslissing blijk van te denken dat klager het verlof zal gebruiken om een strafbaar feit te plegen. Klager vindt dit bijzonder kwalijk. Hij
verzoekt de beroepscommissie hem één verlofdag te gunnen om zijn terugkeer in de maatschappij geregeld te krijgen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager verblijft sedert 23 september 2005 in het huis van bewaring Rotterdam. Zijn deelname aan een p.p. is beëindigd omdat hij zich niet aan de afspraken heeft gehouden tijdens de uitvoering van het p.p. Klager heeft 13-jarige jongetjes benaderd om
werkzaamheden voor hem te verrichten tijdens het p.p. De rapportage van de reclassering hieromtrent is helder. Klager heeft verzocht om incidenteel verlof om zich voor te bereiden op zijn terugkeer in de maatschappij. Deze voorbereiding zou gericht
zijn
op werk, huis gas en licht. Dit verzoek is afgewezen vanwege de beëindiging van klagers deelname aan een p.p. Klager heeft zich uitstekend kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij, maar omdat hij zich niet aan de voorwaarden heeft
gehouden, bevindt hij zich thans in een moeilijke positie. De inrichting, de reclassering, het openbaar ministerie en de politie hebben negatief geadviseerd op klagers verzoek om incidenteel verlof. Onderdak moet voor klager geen probleem zijn, omdat
hij ook onderdak had tijdens zijn p.p. Het is onjuist dat klager zonder opgaaf van redenen uit het p.p. zou zijn gezet. Op de beschikking staat duidelijk vermeld, dat hij zich niet aan de afspraken heeft gehouden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens ontuchtige handelingen gepleegd met een persoon beneden de 16 jaar. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 28 november 2005.

Op grond van artikel 31 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kan incidenteel verlof worden verleend om de gedetineerde in de gelegenheid te stellen, praktische voorbereidingen op zijn invrijheidstelling te treffen.

De beroepscommissie stelt vast dat op 26 september 2005 is besloten tot beëindiging van klagers deelname aan een p.p. Uit het afloopbericht van de reclassering komt naar voren dat uit informatie van de politie is gebleken dat klager zich bezig hield
met
het aantrekken van jongetjes om werkzaamheden te verrichten voor zijn bedrijf. Hij had hiervoor geen toestemming van de reclassering. Klager heeft hiermee de voorwaarden voor deelname aan een p.p. overtreden. Gelet hierop en de negatieve adviezen op
klagers verzoek om incidenteel verlof, is de beroepscommissie is van oordeel dat de afwijzende beslissing bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 24 november 2005

secretaris voorzitter

Naar boven