Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2263/GB, 28 november 2005, beroep
Uitspraakdatum:28-11-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2263/GB

betreft: [klager] datum: 28 november 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.P. Plasman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 26 augustus 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsman voornoemd, op 10 oktober 2005 door de voorzitter gehoord. Het verslag dat hiervan is opgemaakt is op 12 oktober 2005 naar partijen gestuurd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot plaatsing van klager in de gevangenis van de extra beveiligde inrichting (EBI) Nieuw Vosseveld te Vught.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 2 november 2004 gedetineerd. Hij verbleef in Paviljoen IV-A Demersluis te Amsterdam, een huis van bewaring (h.v.b.) en gevangenis met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau. Op 12 september 2005 is hij in
de
EBI geplaatst.

2.2. Klager ondergaat een levenslange gevangenisstraf wegens het begaan van misdrijven strafbaar gesteld in de artikelen 121, 285 en 289 van het Wetboek van Strafrecht en overtreding van de Wet wapens en munitie, welke straf is ingegaan op 10
augustus 2005.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de beslissing hem te plaatsen in de EBI toegelicht overeenkomstig het aan deze uitspraak gehechte verslag van horen.

3.2. Door (de directie van) het h.v.b. Demersluis te Amsterdam is op 14 juli 2005, op verzoek van het Ministerie van Justitie, een selectievoorstel naar de selectiefunctionaris gestuurd. In dit selectievoorstel worden de delicten vermeld waarvan
klager wordt verdacht, wat op 12 juli 2005 de eis van het openbaar ministerie is geweest en dat de rechtbank te Amsterdam op 26 juli 2005 uitspraak zal doen. Die delicten hebben grote maatschappelijke en politieke onrust veroorzaakt. Klager heeft
bekend
de delicten gepleegd te hebben uit geloofsovertuiging. Voor verdere informatie wordt verwezen naar het Ministerie van Justitie. Gedragsrapportages zijn bijgevoegd.

3.3. De selectiefunctionaris die klager op 19 juli 2005 in Paviljoen IV-A Demersluis heeft gesproken in het kader van de procedure tot plaatsing in de EBI heeft het volgende bericht.
Op 14 juli 2005 is door het h.v.b. Demersluis een selectievoorstel voor plaatsing van klager in de EBI uitgebracht. De behandeling van klagers strafzaak en hetgeen klager ter zitting heeft gezegd heeft een grote politieke en maatschappelijke impact
gehad, hetgeen de Minister van Justitie er toe heeft gebracht, na vragen uit de volksvertegenwoordiging, om de juridische mogelijkheden van een EBI-plaatsing van klager te onderzoeken. Klager verblijft op dat moment op de Landelijke afdeling voor
beheersproblematische gedetineerden (L.a.b.g.) te Amsterdam, niet op grond van zijn moeilijke functioneren, maar omdat hij daar in een individueel regime geplaatst kan worden en op deze manier optimaal gevolgd kan worden. Hij verblijft op een cel met
24-uurs cameravoorziening. Op klager is een speciaal regime ontwikkeld. Zijn gedrag en functioneren in de inrichting ten opzichte van personeel is goed. Het criterium extreem vluchtgevaar met hulp van buitenaf en geweld is momenteel niet van toepassing
op klager, althans er zijn geen aanwijzingen in die richting. Ook het meldpunt GRIP heeft geen aanwijzingen in die richting. Op klager is een strak individueel regime gezet, zodat hij niet de kans krijgt om eventuele vluchtplannen te ontwikkelen. Eén
en
ander zou meteen in beeld komen. Ook contact met andere gedetineerden is thans niet aan de orde. Klager is volledig ge?soleerd van de andere gedetineerden. Alle activiteiten vinden plaats op het paviljoen met uitzondering van bezoek, dat in een aparte
bezoekzaal achter glas plaatsvindt en volledig gecontroleerd, gevolgd en opgenomen wordt. Het paviljoen bevindt zich ongeveer 11 verdiepingen hoog.
Het advies luidt om klager niet te plaatsen in de EBI, omdat een dergelijke plaatsing momenteel weinig tot niets toevoegt aan de beveiliging en bejegening van klager zoals deze worden uitgevoerd. Klager wordt bovendien al in al zijn woorden,
geschriften
en bewegingen volledig gevolgd, waarbij meteen kan worden ingegrepen indien dit wenselijk of noodzakelijk wordt geacht.

3.4. In het selectieadvies van het Penitentiair Selectie Centrum (PSC) van 18 augustus 2005 wordt het volgende aangegeven. Bij de keuze voor de plaatsing in een gevangenis van klager zijn de volgende overwegingen van belang:
-Hoewel dit uit zijn functioneren niet blijkt, is het niet denkbeeldig dat klager een gevaar vormt voor de interne veiligheid. Als hij serieus wordt genomen in zijn overtuiging kan een belediging van zijn profeet “hem dwingen tot geweld”. Gezien de
opstelling van klager, die wordt omschreven als neerbuigend, ingehouden aangepast, ontstemd als hem beperkingen worden opgelegd en weinig respect tonend naar ieder die geen moslim is, zou dit in contact met medegedetineerden kunnen escaleren.
-Klager moet kennelijk intensief worden gevolgd zodat hij niet in staat is eventuele “zendingsarbeid” in detentie voort te zetten of mensen te werven voor zijn ideeën.
-Het regime in de L.a.b.g. maakt de bovenstaande randvoorwaarden mogelijk, maar klager is daardoor wel zeer beperkt in zijn contacten. De beperkingen moeten strikt individueel worden toegepast.
-Verondersteld wordt dat de EBI veel meer is ingesteld op het vormen van een (ondoordringbare) schil naar buiten waardoor binnen iets meer ruimte voor contact mogelijk is. De voorkeur gaat hier naar uit, omdat binnen de randvoorwaarden (opgelegde)
contactuele/relationele deprivatie zo veel als verantwoord vermeden moet worden.
-Zeer recent is GRIP-informatie ontvangen die aanleiding geeft tot plaatsing in de EBI.
Alles overziend wordt geconludeerd dat als gekozen moet worden tussen een plaatsing in de L.a.b.g. of de EBI, klager beter af is in de EBI, omdat de inrichting van de EBI het meer mogelijk kan maken hem aan gemeenschappelijke activiteiten deel te laten
nemen. Ook zijn er dan meer mogelijkheden om in een veilige setting te observeren of er ontwikkeling komt in gedrag, houding of mogelijke overtuiging van klager.

3.5. De selectiefunctionaris heeft bericht dat de noodzaak tot plaatsing van klager in de EBI aan de orde is geweest in de vergadering van de EBI-adviescommissie van 25 augustus 2005. Dit geschiedde naar aanleiding van het selectievoorstel van 14
juli 2005 van het h.v.b. Demersluis met inachtneming van het gegeven dat klager inmiddels is veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. Er was een advies van 21 juli 2005 van de selectiefunctionaris en een advies van 18 augustus 2005 van het PSC.
Aanvullend was er een rapport van 12 augustus 2005 van het meldpunt GRIP en een brief van 11 augustus 2005 van de dNRI (dienst Nationale Recherche Informatie) (GRIP)-officier van justitie. De vertegenwoordiger van de dNRI heeft in de vergadering
aanvullende informatie verstrekt waaruit onder meer blijkt dat leden van de groepering waartoe klager behoort, zich nog steeds op vrije voeten bevinden en kunnen beschikken over onder meer vuurwapens en in staat moeten worden geacht een vuurwapen de
penitentiaire inrichting (p.i.) binnen te smokkelen met alle consequenties van dien voor personeel en samenleving. Uit de beschikbare informatie blijkt dat klager moet worden gekwalificeerd als vluchtgevaarlijk. Op 5 augustus 2005 was ten aanzien van
klager informatie beschikbaar waaruit bleek dat hij een vuurwapen de p.i. zou willen laten binnensmokkelen mogelijk met de bedoeling met geweld te ontvluchten met alle consequenties van dien voor personeel en samenleving. Dat klager grof geweld niet
uit
de weg gaat, is gebleken uit de delicten waarvoor hij is veroordeeld. Voorts is informatie beschikbaar waaruit blijkt dat klager lid is van een terroristische organisatie. Deze organisatie kan beschikken over zware vuurwapens en explosieven en zal niet
schromen deze te gebruiken. Bij de aanhouding van twee leden van de organisatie in Den Haag eind 2004 werd een handgranaat gegooid naar de politie waardoor een aantal agenten zwaar gewond raakte. In juni 2005 werd een lid van de organisatie in kwestie
aangehouden in het bezit van een doorgeladen automatisch vuurwapen. Een aantal leden van de organisatie bevindt zich op vrije voeten, terwijl de organisatie in staat moet worden geacht een poging te ondernemen om een vuurwapen de inrichting binnen te
brengen. De door klager gepleegde delicten hebben in de samenleving grote gevoelens van angst en onveiligheid teweeggebracht. Bovendien hebben deze een destabiliserend effect gehad, gelet op het feit dat na de door klager gepleegde delicten een aantal
aanslagen plaatsvond op moskeeën en islamitische scholen. Klager heeft onder meer aangegeven geenszins van plan te zijn zijn manier van denken in heroverweging te nemen. In tegendeel, hij heeft zelfs gezworen dat als hij vrijkomt, hij weer precies
hetzelfde zal doen. In dit verband heeft klager aangegeven elke dag te bidden tot zijn Heer om hem ervoor te behoeden dat hij anders zal gaan denken dan nu. Klager is veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf wegens delicten die hebben geleid tot
grote maatschappelijke en politieke onrust en tot een zeer geschokte rechtsorde. De samenleving dient dan ook maximaal beschermd te worden om te voorkomen dat klager opnieuw delicten van vergelijkbare aard zal begaan. Een eventuele ontvluchting van
klager is maatschappelijk onaanvaardbaar en zou (wederom) leiden tot grote maatschappelijk en politieke onrust en tot een zeer ernstig geschokte rechtsorde.
Gelet op het vorenstaande adviseerde de EBI-adviescommissie de selectiefunctionaris om klager te plaatsen in de EBI. De selectiefunctionaris heeft hiertoe bij beslissing van 26 augustus 2005 besloten.

3.6. In reactie op het verslag van horen heeft de selectiefunctionaris in een brief van 17 oktober 2005 nog het volgende bericht. Naar aanleiding van het voorstel van de directeur van het h.v.b. Demersluis van 14 juli 2005 adviseerde de
selectiefunctionaris bij brief van 21 juli 2005, nadat hij klager had gesproken, inderdaad om klager niet in de EBI te plaatsen. Eerst in een later stadium was sprake van aanvullende informatie, te weten een rapport van het hoofd van het meldpunt GRIP
van 12 augustus 2005 en een brief van de dNRI (GRIP)-officier van justitie van 11 augustus 2005. Op de vergadering van de EBI-adviescommissie van 25 augustus 2005 is, met inachtneming van alle op dat moment ten aanzien van klager beschikbare
informatie,
klagers overplaatsing naar de EBI besproken. Gelet op de beschikbare informatie adviseerden alle leden van de commissie, dus óók de selectiefunctionaris, positief op het overplaatsingsvoorstel. In reactie op klagers stelling dat hij niet extreem
vluchtgevaarlijk is, wordt het volgende onder de aandacht gebracht. De grond waarop klager in de EBI is geplaatst betreft niet zozeer zijn extreme vluchtgevaarlijkheid, maar het feit dat, gelet op de beschikbare informatie, sprake is van vluchtgevaar
terwijl bij ontvluchting sprake zou zijn van een onaanvaardbaar maatschappelijk risico, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

4. De beoordeling
4.1. De EBI Nieuw Vosseveld is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI), die op 1 oktober 2000 in werking is getreden, kunnen in de extra beveiligde inrichting gedetineerden worden
geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

4.3. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.

4.4. Op 14 juli 2005 is door het h.v.b. Demersluis, op verzoek van het Ministerie van Justitie, een overplaatsingsvoorstel voor de EBI opgemaakt. Klager is terzake op 19 juli 2005 door de selectiefunctionaris gehoord. Op 5 augustus 2005 is sprake
van
bij het meldpunt GRIP binnengekomen informatie die inhoudt dat klager een vuurwapen de inrichting zou willen laten binnensmokkelen. Klager had in de gelegenheid moeten worden gesteld om tegen deze nader binnengekomen informatie, die aan de beslissing
tot plaatsing in de EBI ten grondslag ligt, zijn bezwaren kenbaar te maken, maar dit is nagelaten hetgeen een formeel gebrek is in de procedure. Nu de Pbw aan dit gebrek geen consequenties verbindt en door en namens klager in beroep de bezwaren op dit
punt naar voren zijn gebracht waardoor klager uiteindelijk niet in zijn belangen is geschaad, zal voornoemd formeel gebrek niet tot gegrondverklaring van het beroep leiden.

4.5. Op 14 oktober 2005 heeft de rechtbank te Amsterdam beslist dat klager vervolgd mag worden terzake van lidmaatschap van een organisatie met een terroristisch oogmerk, de zogenaamde Hofstadgroep. Dit betekent dat er in zoverre jegens klager (als
verdachte) sprake is van een redelijk vermoeden van schuld aan dat misdrijf. Zolang klager echter terzake niet onherroepelijk is veroordeeld, mag deze omstandigheid niet zonder meer dienen als grond voor diens EBI-plaatsing.

4.6. De informatie met betrekking tot het vuurwapen is conform de circulaire Gedetineerden Recherche Informatie Punt (GRIP) van 1 juli 2002, kenmerk 5172795/02/DJI, voorgelegd aan de officier van justitie van het landelijk parket. Deze heeft bij
ambtsbericht van 11 augustus 2005 bericht dat over de herkomst van de CIE-informatie om zwaarwegende redenen geen mededeling kan worden gedaan. Een oordeel over de betrouwbaarheid van de informatie kan niet worden gegeven. Gelet echter op de
actualiteit
en concreetheid van de informatie, dienen maatregelen te worden getroffen ter waarborging van een ononderbroken en veilige voortzetting van de detentie van betrokkene en andere gedetineerden. Door en namens klager is de juistheid van de informatie
ontkend en gemotiveerd betwist.

4.7. Ondanks het ontbreken van een oordeel van de officier van justitie van het landelijk parket over de betrouwbaarheid van de informatie is de beroepscommissie van oordeel dat, gelet op de actualiteit en concreetheid daarvan, klager geacht moet
worden een dermate groot vluchtrisico op te leveren dat hij, gezien het onaanvaardbaar maatschappelijk risico dat hij bij een eventuele ontvluchting vormt, valt in de onder 4.2 onder b. bedoelde categorie gedetineerden die in de EBI kunnen worden
geplaatst. Zij overweegt in dit verband het volgende.

4.8. De mogelijkheid om te vluchten is in het algemeen mede afhankelijk van het niveau van beveiliging. In gevallen waarbij sprake is van een onaanvaardbaar maatschappelijk risico bij een eventuele ontvluchting, dient het niveau van beveiliging in
overeenstemming te zijn met dat risico. De uit feiten en/of omstandigheden af te leiden kans op een daadwerkelijke ontvluchting is hieraan ondergeschikt. Uit de strafmotivering van het vonnis van de rechtbank te Amsterdam van 26 juli 2005 komt klager
naar voren als iemand die uit een vurige geloofsovertuiging niets en niemand ontziend ten strijde trekt tegen alles wat hij met die overtuiging in strijd acht. Hij betoont zich bij die bestrijding uitermate gewelddadig. Klager heeft duidelijk te kennen
gegeven in die levenshouding ook in de toekomst te volharden. Dat maakt hem voor de samenleving buitengewoon gevaarlijk. Het optreden van klager tot nu toe heeft op de samenleving diepe indruk gemaakt.
Gelet op de delicten waarvoor klager onherroepelijk tot een levenslange gevangenisstraf is veroordeeld en met inachtneming van door klager eerder gedane, ernstig te nemen dreigende uitlatingen ten aanzien van het leven van personen, is de
beroepscommissie van oordeel dat sprake is van een onaanvaardbaar maatschappelijk risico bij een eventuele ontvluchting van klager. De beslissing klager te plaatsen in de EBI kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als
onredelijk
of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit dr G.J. Fleers, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 28 november 2005

secretaris voorzitter

Naar boven