Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2611/GV, 16 november 2005, beroep
Uitspraakdatum:16-11-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2611/GV

betreft: [klager] datum: 16 november 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 18 oktober 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. G.J.P.M. Mooren om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. Klager heeft een eenmanszaak, waarin veertien werknemers werkzaam zijn. De huidige detentie van
klager, doch met name het voortduren daarvan, heeft niet alleen voor klager en zijn eenmanszaak desastreuze gevolgen, maar met name ook voor zijn gezin en de veertien werknemers. Klager is de spil, waar het hele bedrijf om draait. Er zijn vier
gratieverzoeken ingediend. Twee zijn toegewezen en één is afgewezen. Terzake van het vierde gratieverzoek is er op dit moment nog geen beslissing genomen. Inmiddels is er een vijfde straf die geëxecuteerd wordt, een hechtenis van dertig dagen. Daarmee
staat vast dat op dit moment klagers detentie nog 30 dagen langer zou moeten duren. Inmiddels blijkt dat de detentie van klager (grotendeels) niet nodig zou zijn geweest. Toen klager de vooraankondiging van de straffen ontving, is hij daarmee naar zijn
toenmalige advocaat gegaan. Zij zou hoger beroep aantekenen. Toen de zaak voorkwam, is klager medegedeeld dat het beroep te laat was ingesteld. Klager heeft een personeelslid dat hij kan inwerken in zijn functie, zo niet dan gaat alles stuk. Hij is al
vijf jaar bezig met zijn bedrijf. De selectiefunctionaris verwijt klager dat hij zijn vervanging niet tijdig heeft geregeld, hetgeen niet juist is. Feit is dat de waarnemer, die klager had geregeld, het heeft laten afweten. Klagers partner, die uit
Letland afkomstig is en de Nederlandse taal niet voldoende machtig is, wordt geconfronteerd met alle bij de eenmanszaak behorende werkzaamheden en problemen en kan die niet de baas. De suggestie van de selectiefunctionaris dat klager vanuit detentie
telefonisch dan wel schriftelijk één en ander eventjes zou kunnen regelen is volstrekt irreëel. Klager heeft slechts beperkt de mogelijkheid om te telefoneren. Schriftelijk kan hij de eenmanszaak ook niet leiden vanwege het feit dat dat met de nodige
vertraging gepaard gaat. Er is geen sprake van vluchtgevaar of onttrekking door klager aan de straffen, die hij nog dient te ondergaan, en er zijn dringende omstandigheden van zakelijke aard, die zijn persoonlijke aanwezigheid ten spoedigste
noodzakelijk maken om zijn eenmanszaak en degenen, die daarvan afhankelijk zijn, te redden c.q. te behouden. Verzocht wordt om klager strafonderbreking te verlenen voor de duur van een maand, c.q. een strafonderbreking, die de beroepscommissie juist
voorkomt.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft een vooraankondiging ontvangen dat hij hechtenis diende te ondergaan op 21 december 2004. Hij heeft verzuimd om hierop te reageren. Op 9 september 2005 heeft klagers advocaat verzocht om klager niet in te sluiten, maar de reeds opgestarte
gratieprocedure af te wachten. Klagers advocaat is bericht dat de gratieprocedure geen opschortende werking heeft. Klager wist dus vanaf 21 december 2004 al dat hij moest gaan zitten en heeft genoeg tijd gehad om zijn vervanging te regelen. Klager
heeft
in het beroepschrift bevestigd dat hij een vooraankondiging heeft gehad. Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel blijkt dat er veertien personen werkzaam zijn in het klussenbedrijf van klager. Wellicht kan klager binnen deze groep
personeelsleden
een vervanger zoeken. Dit kan hij telefonisch dan wel schriftelijk doen. Daarnaast bestaat de mogelijkheid van extra zakenbezoek.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een hechtenis van respectievelijk 30 dagen en twee weken. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 9 december 2005.

Krachtens artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr.733726/98/DJI), kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat niet kan worden volstaan
met
een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 38 van voornoemde Regeling kan eenmalig strafonderbreking worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijke aard. De gedetineerde dient in dit verband (onder meer) aan te tonen dat
zijn persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is. De beroepscommissie overweegt dat klager al maanden bekend was dat hij hechtenis diende te ondergaan. Hij heeft daarop kunnen anticiperen. Noch uit de zich in het dossier bevindende stukken, noch uit
hetgeen door en namens klager naar voren is gebracht, is aannemelijk geworden dat thans sprake is van een dringende omstandigheid van zakelijke aard als bedoeld in artikel 38 van de Regeling, waarvoor klagers persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is.
Niet valt in te zien waarom klager één en ander niet uit de inrichting van verblijf zou kunnen regelen dan wel niet één van zijn veertien personeelsleden zou kunnen vragen om tijdelijk de zakelijke belangen waar te nemen. Door de selectiefunctionaris
is
gesteld dat extra zakenbezoek mogelijk is. De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook
ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 16 november 2005

secretaris voorzitter

Naar boven