Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2661/GV, 16 november 2005, beroep
Uitspraakdatum:16-11-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2661/GV

betreft: [klager] datum: 16 november 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 9 september 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager draait goed mee op zijn afdeling en is daar ook afdelingsreiniger geweest. Hij verblijft
inmiddels veertien maanden in detentie en heeft nog niet eerder de mogelijkheid gekregen om met verlof te gaan. De negatieve verslagen die over klager zijn opgemaakt, zijn afkomstig van inrichtingsmedewerkers die klager niet mogen. Klager wil zijn
kinderen kunnen bezoeken. Door zijn lange afwezigheid gaat het niet goed met hen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verzoek om algemeen verlof is afgewezen, omdat de directeur van de inrichting waar klager verblijft een negatief advies heeft uitgebracht. Blijkens dat advies kan klager zich moeilijk aan afspraken en regels houden en overschrijdt hij regelmatig de
aan hem gestelde grenzen. De selectiefunctionaris heeft nog onlangs, op dezelfde gronden een nieuw verzoek om algemeen verlof afgewezen. Daartoe bestond mede aanleiding omdat klager op 14 oktober 2005 andermaal disciplinair is gestraft. Die bestraffing
geschiedde naar aanleiding van het bedreigen van personeelsleden en het tonen van agressie naar een medegedetineerde.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Nieuw Vosseveld te Vught heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Breda heeft op 4 augustus 2005 aangegeven bezwaar te hebben tegen het verlenen van verlof aan klager.
De politie Tilburg Noord heeft op 16 juni 2005 aangegeven geen belemmeringen te zien voor het verlenen van algemeen verlof.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens (kortweg) diefstal met geweld en afpersing. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 11 juli 2006. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van
in totaal 11 dagen te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Blijkens het advies van de directeur van de gevangenis Nieuw Vosseveld kan verzoeker zich moeilijk houden aan afspraken, tracht hij regelmatig de grenzen van het toelaatbare te overschrijden en blijft hij problemen houden met zijn medegedetineerden.
Gelet daarop en gelet op het negatieve advies van de officier van justitie, heeft de Minister in redelijkheid kunnen oordelen dat er vooralsnog onvoldoende vertrouwen bestaat in een goed verloop van het verlof. De beroepscommissie is van oordeel dat
voornoemde omstandigheden een voldoende contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks het positieve advies van de politie Tilburg Noord, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kon de Minister in
redelijkheid, daarbij gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder d en e van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), tot zijn afwijzende beslissing komen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 16 november 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven