Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2313/GB, 8 november 2005, beroep
Uitspraakdatum:08-11-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2313/GB

betreft: [klager] datum: 8 november 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 september 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klager is op 10 oktober 2005 door de voorzitter van de beroepscommissie gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot verlenging van klagers verblijf als preventief gehechte in de extra beveiligde inrichting (EBI) Nieuw Vosseveld te Vught.

2. De feiten
Klager is sedert 21 februari 2005 gedetineerd. Hij verbleef in het h.v.b./ISD Utrecht te Nieuwegein. Op 25 maart 2005 is hij overgeplaatst naar het h.v.b. van de EBI.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de beslissing zijn verblijf in de EBI te verlengen
als volgt toegelicht.
Wat eerder in Nieuwegein is voorgevallen is een bizarre situatie geweest. Klager zat er psychisch doorheen. Hij heeft nooit de intentie gehad om zoveel te weeg te brengen. Hij zit onterecht in de EBI. Hij is geen lid van een criminele organisatie en is
hier ook niet voor veroordeeld. Het ongeoorloofde contact buiten de inrichting, waar de selectiefunctionaris het over heeft, betrof klagers vriendin. Zij liep op klager af en gaf hem een kus. Dat lijkt klager een heel menselijke reactie. Hij heeft twee
dagen in een observatiecel verbleven, waar zijn ontlasting is gecontroleerd, en daar is niets uitgekomen. Het poststuk, dat niet is verstuurd, betrof een brief aan een medegedetineerde in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught. Klager had in de brief
gezet dat het net een “big brother huis” is in de EBI.
In Nieuwegein ging het niet goed met klager. Hij zat al twee maanden in beperkingen en wist niet echt meer waar hij mee bezig was. Hij wilde er gewoon uit. Hij erkent zijn fouten en geeft toe dat het een stomme actie is geweest. Klager heeft de
directeur van het h.v.b./ISD te Nieuwegein een brief geschreven met excuses. Klager wil gewoon zijn straf uitzitten en contact onderhouden met zijn vriendin, hetgeen nu alleen per post kan. Klager heeft in de EBI contact met de psycholoog, die hem
medicatie heeft voorgeschreven, en sindsdien gaat het beter. Het hoger beroep in de strafzaak is gericht tegen de strafmaat. Klager stelt niet dat hij onschuldig is. Klager kan niet meer terugdraaien wat er is gebeurd. Hij kan alleen maar laten zien
dat
hij niet vluchtgevaarlijk is en volgens hem laat zijn gedrag in de inrichting niets te wensen over.

3.2. In het selectievoorstel van de directeur van de EBI is aangegeven dat de houding naar personeel van de EBI op een enkele uitzondering na altijd positief en vriendelijk te noemen is. Hij heeft zijn plaats in de groep gevonden. De omgang met
lotgenoten is prima te noemen en het communiceren verloopt op correcte wijze. Naarmate het einde van deze periode in de EBI naderde, verkoos klager vaker de eenzaamheid op cel. In de omgang met het personeel werd hij selectiever. In de enkele
gesprekken, die er nog waren, werd duidelijk dat zijn problemen voornamelijk voortkwamen uit zijn financiële positie en het feit dat zijn zogenaamde vrienden hem lieten zitten. In gedrag en houding werd hij norser, sneller geïrriteerd en
prikkelbaarder.
Eind augustus 2005 is klager op zitting geweest bij de rechtbank. Bij terugkomst liet één van de medewerkers van het BOT weten dat klager zijn vriendin, tevens medeverdachte, aldaar had gezoend. Om veiligheidsredenen is hij drie dagen afgezonderd op
een
afzonderingscel met camerabewaking en ontlastingscontrole. Aangezien klager vóór het transport hiervoor was gewaarschuwd, vond hij dit alles terecht maar ook overdreven. Kortom klager is over het algemeen correct naar het personeel. Gelet op klagers
recente plaatsing in de EBI, zijn detentieverloop voorafgaand aan de plaatsing in de EBI en de ernst van de reden van plaatsing in de EBI wordt geadviseerd om klagers EBI-status te verlengen.

3.3. De selectiefunctionaris, die klager op 14 september 2005 in de EBI heeft gesproken in het kader van het voorstel tot verlenging van klagers verblijf in de EBI, heeft het volgende bericht. Volgens klager is er sprake geweest van een incident in
het h.v.b./ISD Nieuwegein en heeft hij daarvoor schriftelijk excuses aangeboden aan de directeur. Ten tijde van het incident was klager psychisch in de war met name in verband met de opgelegde beperkingen en het feit dat zijn vriendin gearresteerd was.
Het GRIP onderzoekt de status van een openstaande strafzaak in Spanje. Er is volgens klager absoluut geen sprake van een verhoogd vluchtrisico. Gelet op de recente beslissing tot plaatsing in de EBI en de toetsing daarvan door de beroepscommissie op 7
juli 2005, kan het verblijf in de EBI verlengd worden.

3.4. De selectiefunctionaris heeft bericht dat de noodzaak tot handhaving van klager in de EBI aan de orde is geweest in de vergadering van de adviescommissie EBI d.d. 22 september 2005. Uit de beschikbare informatie bleek dat klager moet worden
gekwalificeerd als vluchtgevaarlijk. Verwezen wordt naar een schrijven van 12 april 2005. Voor wat betreft het verblijf van klager in de EBI gedurende de periode van 25 maart 2005 tot 16 september 2005 het volgende. Klager trachtte bij herhaling de in
de EBI geldende veiligheidsmaatregelen te frustreren c.q. de grenzen van de regimemaatregelen te verleggen. Ondanks voorafgaande waarschuwing heeft klager tijdens een rechtbankzitting eind augustus 2005 ongeoorloofd contact gehad met een medeverdachte.
Ook trachtte klager een poststuk met gevoelige informatie voor wat betreft zijn verblijf in de EBI te versturen. Hij trachtte eveneens gedetailleerd te berichten over de omstandigheden buiten de EBI op het terrein van de p.i. Vught. Klager is in
verband
met ernstige delictplegingen veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar en heeft tegen deze veroordeling hoger beroep aangetekend. Gelet op het vorenstaande zou een eventuele ontvluchting van klager leiden tot maatschappelijke onrust en tot een
ernstig geschokte rechtsorde. Gelet op de beschikbare informatie adviseerde de commissie, gehoord de selectiefunctionaris die met klager heeft gesproken, om hem te handhaven in de EBI.

4. De beoordeling
4.1. De EBI Nieuw Vosseveld is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI), die op 1 oktober 2000 in werking is getreden, kunnen in de extra beveiligde inrichting gedetineerden worden
geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

4.3. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.

4.4. De beroepscommissie overweegt het volgende. Uit de door de directeur van de EBI en de selectiefunctionaris verstrekte informatie blijkt dat klager bij herhaling de in de EBI geldende veiligheidsmaatregelen heeft getracht te frustreren c.q. de
grenzen van de regimemaatregelen heeft trachten te verleggen. Ondanks een voorafgaande waarschuwing heeft klager tijdens een rechtbankzitting ongeoorloofd contact gehad met een medeverdachte. Tevens heeft hij getracht om een poststuk met daarin
gevoelige informatie over zijn verblijf in de EBI te versturen en gedetailleerde informatie over de omstandigheden buiten de EBI op het terrein van de p.i. Vught te versturen.
De beroepscommissie is na ampele overweging van oordeel dat, de hiervoor genoemde omstandigheden tezamen en in onderling verband beziende vooralsnog in redelijkheid kon worden geconcludeerd dat klager een extreem vluchtrisico vormt en bij ontvluchting
een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormt en concludeert dat klager, gelet op het hiervoor overwogene, valt in de onder 4.2 bedoelde categorieën a en b. De beroepscommissie komt, gelet op het vorenstaande, tot het oordeel dat de beslissing om
klagers verblijf in de EBI te verlengen niet in strijd is met de wet en, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 8 november 2005

secretaris voorzitter

Naar boven