Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1984/GA, 8 november 2005, beroep
Uitspraakdatum:08-11-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Post  v

Uitspraak

nummer: 05/1984/GA

betreft: [klager] datum: 8 november 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 29 juli 2005 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Rijnmond te Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 oktober 2005, gehouden in de p.i. Amsterdam, zijn gehoord klager en de unit-directeur van de p.i. Rijnmond, [...].

Klagers raadsman, mr. G.P. Hamer, is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag houdt in dat post van klagers advocaat is geopend door de inrichting.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager gaat ervan uit dat de post van zijn advocaat conform de Regeling geprivilegieerde post gedetineerden is aangeboden. Zijn advocaat stuurt hem geen brieven gericht aan hem die ingesloten zijn in een andere envelop gericht aan de directeur, maar op
de envelop gericht aan klager wordt een andere envelop gericht aan de directeur geplakt. Klager is in beroep gegaan, omdat hij een paar uurtjes compensatie wenst.

Klager heeft ter zitting aan de beroepscommissie de brief getoond, die door de inrichting is geopend, en ook andere voorbeelden van post van zijn advocaat.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In het algemeen zijn er geen problemen met gepriviligieerde post, maar de onderhavige brief is niet conform de Regeling aangeboden en het is
voorstelbaar dat niet tijdig door het personeel gezien wordt dat er sprake is van post van de advocaat.

3. De beoordeling
Uit artikel 3, eerste lid, van de Regeling geprivilegieerde post gedetineerden volgt dat de advocaat post gericht aan een gedetineerde in een gesloten envelop doet, deze adresseert aan de gedetineerde, de envelop sluit en de envelop voegt in een andere
envelop geadresseerd aan de directeur met het verzoek om de bijgesloten envelop aan de gedetineerde uit te reiken.
Ter zitting is vast komen staan dat klagers advocaat niet op de bij artikel 3, eerste lid, van de Regeling voorgeschreven wijze post aan klager heeft aangeboden. Door de wijze van aanbieden van de brief kunnen fouten worden gemaakt, die door een
aanbieding van de brief volgens de regels kunnen worden voorkomen. Nu van een bewuste schending van de regels omtrent geprivilegieerde post geen sprake is en de handelwijze van de inrichting in de hand gewerkt is door wijze waarop de brief is
aangeboden, zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, J.L. Brand en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 8 november 2005

secretaris voorzitter

Naar boven