Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1367/GM, 14 november 2005, beroep
Uitspraakdatum:14-11-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1367/GM

betreft: [klager] datum: 14 november 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.W.F. Klarenaar, advocaat te Dordrecht, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Dordtse Poorten te Dordrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 8 juni 2005 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

De zaak stond geappointeerd voor de zitting van de beroepscommissie van 28 juli 2005. De behandeling van de zaak is op verzoek van klagers raadsman aangehouden.
Ter zitting van de beroepscommissie van 22 september 2005, gehouden in de p.i. Amsterdam is klager, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan de locatie Dordtse Poorten is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 26 mei 2005, betreft de wijze van behandelen van klagers klacht aan zijn pols.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht.
Op 10 januari 2005 is de pols van klager geblesseerd geraakt. Aanvankelijk heeft hij het met ijs gekoeld. De dag erna is hij door de verpleegkundige gezien. Deze voelde aan de pols en constateerde dat er sprake was van een kneuzing. Vanwege de pijn
kreeg klager paracetamol voorgeschreven. Op 24 februari 2005 had klager zijn tweede contact met de verpleegkundige. Ditmaal werd geconstateerd dat de pols verrekt zou zijn en werd klager geadviseerd rust te houden. Klager zou een zwachtel krijgen,
welke
uiteindelijk in de middag werd omgedaan. Op 21 maart 2005 is hij wederom bij de verpleegkundige geweest, mede in verband met zijn pols. Op 1 april 2005 is hij door de arts gezien die hem naar het ziekenhuis verwees teneinde een foto te laten maken.
Hieruit bleek dat sprake was van een fractuur. Uiteindelijk is klager op 7 augustus 2005 geopereerd en is er een schroef in zijn pols geplaatst. Als klager eerder voor een foto naar het ziekenhuis was gestuurd, zou een operatie mogelijk niet nodig zijn
geweest.
Op 16 juni 2005 heeft de inrichtingsarts aan klager zijn excuses aangeboden en aangegeven dat als hij klager eerder had gezien hij eerder actie had kunnen ondernemen.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt.
Op 12 januari 2005 bleek de linkerpols van klager als gevolg van het afhouden van een bal geblesseerd. De vingerfunctie was in orde, de pols niet, doch er was geen asdruktrekpijn. Hieruit werd geconcludeerd dat sprake was van een kneuzing.
Op 24 februari 2005 had klager nog steeds last van zijn pols en was belasten ook erg gevoelig. Desondanks werd besloten verder af te wachten.
Op 31 maart 2005 had klager nog steeds last en werd hij door de arts gezien. Deze vermoedde dat er waarschijnlijk geen sprake was van een variculaire fractuur, maar verwees klager toch naar het ziekenhuis teneinde een röntgenfoto te laten maken.
Hierbij
werd een breuk vastgesteld.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat klager door de verpleegkundige van de medische dienst is gezien kort na het incident waarbij klager zijn pols heeft geblesseerd. Deze stelde daarbij vast dat sprake zou zijn van een kneuzing. Nadien is klager,
blijkens
zijn verklaring, in een periode van twee maanden nog twee maal met klachten aan zijn pols bij de verpleegkundige geweest. Op grond van de ingebrachte stukken valt niet vast te stellen waaruit de onderzoeken op die data hebben bestaan, noch of de
verpleegkundige aan klager heeft medegedeeld waarom er geen aanleiding bestond de klacht van klager te laten onderzoeken door de inrichtingsarts. Eerst op 1 april 2005 komt klager, blijkens zijn verklaring, bij de inrichtingsarts, die hem dan meteen
verwijst naar het ziekenhuis, waar blijkt dat sprake is van een fractuur. De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts tot 1 april 2005 moet worden aangemerkt als in
strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Gelet op hetgeen is aangevoerd was een eerdere verwijzing naar het ziekenhuis geïndiceerd, hetgeen de inrichtingsarts blijkbaar in zijn gesprek met klager ook heeft toegegeven. In dit verband wordt ook
nog opgemerkt dat het op de weg van de inrichtingsarts had gelegen eerder tot actie ten aanzien van klager over te gaan op basis van hetgeen door de verpleegkundige zou moeten zijn vermeld in de medische rapportages, die overigens niet zijn overgelegd.
Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. Klager zal de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de locatie Dordtse Poorten toekomende tegemoetkoming op € 75,-.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, J.G.J. de Boer en F.M.M. van Exter, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 14 november 2005

secretaris voorzitter

Naar boven