Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1931/GM, 11 november 2005, beroep
Uitspraakdatum:11-11-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1931/GM

betreft: [klager] datum: 11 november 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Roermond,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 27 juli 2005 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

De beroepscommissie hield zitting op 22 september 2005 in de p.i. Amsterdam.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
De inrichtingsarts verbonden aan de locatie Roermond heeft telefonisch laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De ongedateerde klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur, betreft het feit dat klager last heeft van aanhoudende huidklachten, hartklachten en maagproblemen.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd.
Hij heeft al zeer lange tijd last van huidklachten. Nu wordt hem gezegd dat hij zoveel mogelijk frisse lucht moet zien te krijgen. Daartoe heeft hij geen mogelijkheid, omdat hij in detentie zit. Voorts heeft hij geen kraan op zijn cel om zich
regelmatig
te verfrissen.
Tevens heeft hij last van zijn hart(-kleppen). Door de inrichtingsarts is hij niet verwezen om een foto te laten maken. Klager heeft ook last van zijn maag.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt.
Klager is regelmatig door de arts gezien in verband met jeukende papuleuze uitslag. De jeuk werd behandeld met mentholpoeder en antihistaminicum. Voor de uitslag kreeg klager diverse zalven. Vanwege impetigisatie heeft hij ook een kuur antibioticum
gehad.
Inmiddels gebruikt klager steroïd-zalf en een verwijzing naar de dermatoloog ligt in het verschiet bij onvoldoende resultaat. Klager is hiervan op de hoogte.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt op basis van de stukken vast dat klager regelmatig in verband met zijn huidklachten door de arts is gezien. Voorts is voldoende gebleken dat de arts de klachten van klager serieus heeft genomen en in een vroeg stadium heeft
onderkend dat er iets aan de hand zou kunnen zijn. Er is een stapsgewijze behandeling ingezet, waarbij diverse medicatie opeenvolgend is voorgeschreven. Toen geen van de behandelingen bleek aan te slaan is klager verwezen naar de dermatoloog.
Ten aanzien van de hartklachten wordt opgemerkt dat uit de stukken blijkt dat klager door een cardioloog op Curaçao dienaangaande is gezien en dat de cardioloog daar geen afwijkingen heeft geconstateerd. Ook is niet gebleken van andere feiten of
omstandigheden op grond waarvan de inrichtingsarts thans tot een nader onderzoek zou moeten zijn gekomen.
Tot slot heeft klager aangegeven last te hebben van zijn maag. Uit de stukken leidt de beroepscommissie af dat deze klacht mogelijk verband hield met het gebruik van Dyclofenac. Nadat klager hiermee is gestopt, lijken de klachten te zijn verdwenen.
De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, J.G.J. de Boer en F.M.M. van Exter, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 11 november 2005

secretaris voorzitter

Naar boven