Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2226/GA, 27 oktober 2005, beroep
Uitspraakdatum:27-10-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2226/GA

betreft: [klager] datum: 27 oktober 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.H. Pentinga, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 29 augustus 2005 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouwe om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het te lang wachten met het indienen van een selectievoorstel.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager kan zich niet vinden in de uitspraak van de beklagrechter. Handelingen van medewerkers van de inrichtingsadministratie kunnen immers onder omstandigheden ook vatbaar zijn voor beklag. Te denken valt daarbij aan het verzuim van de administratie
om
na een onherroepelijke veroordeling van een gedetineerde diens selectie voor een gevangenis in gang te zetten. Verder heeft een medewerker van het bureau selectie- en detentiebegeleiding (b.s.d.) klager, toen hij verhaal kwam halen over het uitblijven
van zijn herselectie, verwezen naar het standaardformulier voor het indienen van beklag. Klager is daarom van mening dat hij ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn beklag en dat zijn klacht inhoudelijk moet worden behandeld. Ten aanzien van de
klacht geldt dat klager op 28 december 2004 is veroordeeld. Medio januari 2005 heeft dit vonnis het b.s.d. van de p.i. Vught bereikt. Op 2 maart 2005 is het selectievoorstel voorgelegd aan de officier van justitie, waarna het voorstel medio maart 2005
is doorgezonden naar de selectiefunctionaris. Indien een en ander sneller was verwerkt, was klager waarschijnlijk eerder geplaatst in een gevangenis. Door het handelen van (medewerkers van) het b.s.d. is klager in zijn belangen geschaad. Klager wil
daar
een financiële tegemoetkoming voor ontvangen.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Handelen, nalaten daaronder begrepen, van personeel in een inrichting in het kader van de uitoefening zijn taak, moet behoudens puur feitelijke handelingen, in beginsel worden gezien als (beklagwaardig) handelen van de directeur. In dit geval is de
klacht gericht tegen het door medewerkers van het b.s.d. niet tijdig opstellen van een selectieadvies. De beroepscommissie stelt vast dat het opstellen van selectieadviezen valt onder de taakomschrijving van het b.s.d. van de p.i. Vught. De klacht valt
daarom onder het bereik van artikel 60 van de Pbw. Dat leidt ertoe dat de uitspraak van de beklagrechter niet in stand kan blijven en dat klager alsnog ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beklag.

Ten aanzien van de klacht overweegt de beroepscommissie dat het opstellen van een verantwoord selectieadvies enige tijd vergt. Zulks geldt te meer nu klager kennelijk tot een langere vrijheidsstraf is veroordeeld en voor hem een executie-indicator is
afgegeven. De beroepscommissie acht de termijn, gelegen tussen de ontvangst van het veroordelend vonnis en het verzenden van het selectieadvies aan de selectiefunctionaris, niet zodanig lang dat gesproken kan worden van een onredelijk lange termijn.
Het
aan de directeur toe te rekenen handelen van (medewerkers van) het b.s.d. wordt daarom niet onzorgvuldig geacht. Gelet daarop moet het beklag alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 27 oktober 2005

secretaris voorzitter

Naar boven