nummer: 05/1491/GA
betreft: [klager] datum: 27 oktober 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de locatie Merwehaven te Rotterdam,
gericht tegen een uitspraak van 14 juni 2005 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 27 september 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam is namens de directie van voormelde locatie gehoord, [...].
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een strafcel, wegens het spuwen in het gezicht van een personeelslid.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard wat betreft de opgelegde disciplinaire straf en gegrond wat de betreft de hoogte van de disciplinaire straf, als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het beroep is gericht tegen het gegrond verklaarde onderdeel van het beklag. De beklagcommissie is van oordeel dat een disciplinaire straf van drie
dagen strafcel redelijk en billijk is. Klager ontkent dat hij personeel geraakt zou hebben met speeksel. In het rapport staat echter duidelijk dat de rapporteur in het gezicht is gespuwd. Bij navraag bevestigde de rapporteur dat hij in het gezicht was
geraakt. In verband met mogelijke overbrenging van hepatitis B en C en zelfs HIV, alsmede het denigrerende, respectloze gedrag van het spuwen in het gezicht, is een disciplinaire straf van 10 dagen strafcel redelijk en billijk. Het spuwen in het
gezicht
wordt als een medisch risico ervaren en zorgt voor onrust onder het personeel. In de door de inrichting gehanteerde richtlijnen voor straftoemeting wordt het spuwen door gedetineerden niet genoemd. Dergelijke incidenten komen niet vaak voor.
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
De directeur heeft klager op 1 mei 2005 een disciplinaire straf opgelegd van tien dagen opsluiting in een strafcel vanwege het spuwen in het gezicht van een medewerker van de inrichting. De beroepscommissie kan de directeur volgen in zijn standpunt dat
het spuwen naar een medewerker van de inrichting niet respectvol en denigrerend is. Mede gelet op de onrust die veroorzaakt wordt door mogelijke besmetting, acht de beroepscommissie een disciplinaire straf van tien dagen strafcel niet onredelijk of
onbillijk. Het beroep dient derhalve gegrond te worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie kan wat betreft dit onderdeel niet in stand blijven.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie wat betreft de hoogte van de opgelegde disciplinaire straf en verklaart het beklag op dit onderdeel alsnog ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, A.J. Dost en mr. H. Heijs, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris,
op 27 oktober 2005
secretaris voorzitter