nummer: 05/1656/TA
betreft: [klager] datum: 26 oktober 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
het hoofd van tbs-kliniek De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,
gericht tegen een uitspraak van 29 april 2005 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 31 augustus 2005, gehouden in de penitentiaire inrichting Overijssel te Zwolle, zijn gehoord klager en namens het hoofd van voormelde inrichting [...], juridisch medewerker.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing om het rijbewijs van klager in beslag te nemen.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Indien al ontvankelijk, dient de klacht ongegrond te worden verklaard. Ingevolge artikel 44 Bvt juncto Huisregel 5.2.9 worden
identiteits- en waardepapieren, zoals paspoort, rijbewijs e.d., van verpleegden door de inrichting bewaard. Het beleid is dat verpleegden identiteitspapieren niet in eigen beheer hebben, met het oog op de voorkoming van o.a. handel, chantage, fraude en
onttrekking aan het toezicht. Aan verpleegden wordt een inrichtingslegitimatiebewijs verstrekt. Het inrichtingslegitimatiebewijs bestaat uit een kopie van een legitimatiebewijs van een verpleegde met daarop gegevens van de inrichting. Klager heeft
enige
tijd zijn rijbewijs niet in bezit gehad, maar bij zijn zus doen opslaan. Klager had toen nog geen verlof. In verband met de Wet op de identificatieplicht is op een gegeven moment op de afdeling nagegaan wie wat in bezit had en wat in bewaring moest
worden genomen. Bij inventarisatie bleek dat klager zijn rijbewijs in bezit had, waarna deze in bewaring is genomen onder verwijzing naar de huisregels. De nieuwe huisregels zijn door de juridisch medewerker van de inrichting persoonlijk aan elke
afdeling ter hand gesteld. In de bibliotheek ligt ook altijd een exemplaar ter inzage. Ook de patiëntenraad heeft een exemplaar gekregen. Nieuwe patiënten krijgen de huisregels persoonlijk uitgereikt. Aan reeds in de inrichting verblijvende patiënten
zijn de nieuwe huisregels via de patiëntenraad aangekondigd.
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Vanaf 2000 tot en met 2003 heeft klager zijn rijbewijs altijd op cel gehad. Vanaf eind 2002 heeft hij begeleid verlof. In 2003 is bij controle gezien dat
hij zijn rijbewijs in bezit had. Hij heeft zijn rijbewijs aan zijn zus meegegeven, hetgeen geen probleem was. Op een gegeven moment in 2004 is men een legitimatiebewijs verplicht gaan stellen voor verlof. Door de inrichting moest een verlofpas worden
aangemaakt, op basis van zijn paspoort of rijbewijs. Klager heeft tijdens een begeleid verlof het rijbewijs bij zijn zus opgehaald, omdat anders zijn verlof zou worden ingetrokken. Klager heeft zijn rijbewijs dezelfde dag aan een sociotherapeut gegeven
en aangegeven dat hij het weer terug wilde hebben om weer bij zijn zus te bewaren. Door de inrichting is op dat moment niet aan klager medegedeeld dat het rijbewijs, zodra het zou worden ingevoerd, conform de nieuwe huisregels zou worden ingenomen.
Klager was daarvan niet op de hoogte. Volgens klager zijn de nieuwe huisregels pas in 2005 bekend gemaakt binnen de inrichting. Hij hoorde pas op de zitting van de beklagcommissie van de nieuwe huisregels. Het bevreemdt klager dat zijn rijbewijs niet
bij zijn zus mag bewaren. Zijn paspoort ligt al jaren lang, ook nu nog, bij zijn moeder.
3. De beoordeling
Het beklag betreft de inname door de inrichting van klagers rijbewijs. Dit onderwerp valt onder het bereik van artikel 56, eerste lid onder e Bvt en is derhalve beklagwaardig.
In artikel 44, eerste lid, Bvt is bepaald - voorzover van belang - dat de verpleegde, behoudens de overeenkomstig het tweede tot en met het vierde lid van dit artikel te stellen beperkingen, het recht heeft hem toebehorende voorwerpen bij zich te
hebben. Krachtens het tweede lid van dit artikel kan in de huisregels worden bepaald dat het bezit van bepaalde soorten voorwerpen binnen de inrichting of een bepaalde afdeling daarvan verboden is, indien dit bezit een gevaar kan opleveren voor -
voorzover hier van belang - de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting. Voorts kan het hoofd van de inrichting op grond van het derde lid van dit artikel bepalen dat een verpleegde een hem toebehorend voorwerp, niet behorende tot de
soorten voorwerpen als bedoeld in het tweede lid, niet bij zich mag hebben indien dit noodzakelijk is met het oog op - voorzover hier van belang - de handhaving van de orde of veiligheid in de inrichting. Het hoofd van de inrichting heeft het rijbewijs
van klager met toepassing van huisregel 5.2.9 in bewaring genomen. Het bezit van identiteits- en waardepapieren binnen de inrichting wordt in strijd met de orde en veiligheid geacht, omdat ook een rijbewijs als handelswaar en als pressiemiddel kan
worden gebruikt. Bedoelde huisregel is op zich duidelijk en niet in strijd met hogere regelgeving. Echter, gelet op de bijzondere omstandigheden van het onderhavige geval, met name daarin gelegen dat het klager kennelijk eerder wel was toegestaan om
zijn rijbewijs in bezit te hebben, dan wel bij zijn zus te bewaren, was het aan de inrichting om klager van meet af aan duidelijk te maken dat, zodra hij zijn rijbewijs van buiten zou invoeren, het rijbewijs met toepassing van het tweede lid van
artikel
44 Bvt juncto artikel 5.2.9 van de huisregels in beslag zou worden genomen. Klagers klacht is derhalve op goede en juiste gronden gegrond verklaard. Nu klager duidelijk op de hoogte is van de regelgeving is er overeenkomstig die regelgeving geen reden
om hem het rijbewijs terug te geven.
Het is aan de beklagcommissie om te bepalen of en welke tegemoetkoming aan klager toegekend dient te worden.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, dr. F.A.M. Koenraadt en dr. M. Smit, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 26 oktober 2005
secretaris voorzitter