Nummer: 05/2084/GB
Betreft: [klager] datum: 1 november 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.G. Koopman, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 5 augustus 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen over te plaatsen naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de landelijke afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (l.a.b.g.) Nieuw Vosseveld
te Vught ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 17 mei 2003 gedetineerd. Hij verbleef in eerste instantie als preventief gehechte in het h.v.b. Alphen aan den Rijn. Na een ontvluchting werd hij via verschillende inrichtingen overgeplaatst naar Paviljoen IV-A Demersluis te Amsterdam.
Op 27 juni 2005 is hij overgeplaatst naar het h.v.b. van de l.a.b.g. Nieuw Vosseveld.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Aangevoerd is dat de beslissing van de selectiefunctionaris onzorgvuldig is genomen. Allereerst wordt daartoe gesteld dat die onzorgvuldigheid is gelegen in de omstandigheid dat de selectiefunctionaris heeft nagelaten om zijn beslissing op het
bezwaarschrift aan de raadsman toe te zenden. De raadsman heeft, na navraag te hebben gedaan, enkel een niet ondertekend exemplaar ontvangen van die beslissing. Dit zou volgens de raadsman tot nietigheid van de bestreden beslissing moeten leiden.
Voorts
is aangevoerd dat de bestreden beslissing niet is gebaseerd op gronden die de beslissing kunnen dragen. Er is slechts in algemene termen een standaardoverweging gegeven. De beslissing is daarom onvoldoende gemotiveerd. Voorts is aan de raadsman de
informatie onthouden die geleid zou hebben tot die beslissing. Tenslotte wordt nog gesteld dat het contact tussen klager en zijn raadsman, mede gelet op de vergaande beperkingen die aan klager worden opgelegd bij het telefoneren en de bezoeken van de
raadsman, ernstig wordt bemoeilijkt door zijn verblijf in de l.a.b.g. Nieuw Vosseveld. Klager verzoekt dat het beroep gegrond wordt verklaard en dat hij zal worden overgeplaatst naar een h.v.b. met een gemeenschappelijk geschikt regime.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is sedert 17 mei 2003 preventief gehecht voor het arrondissementsparket van Amsterdam. Klager heeft vervolgens, na een ontsnapping, in een aantal h.v.b.’s en in het Pieter Baan Centrum verbleven. In het h.v.b. Zwaag werd klager omschreven als
een
dwingeland, die niets vroeg maar alles dwingend eiste. Klager is daar onderzocht in verband met het opgeven van bloed, maar er kon geen somatische reden worden gevonden. Vermoed werd dat klager een ziekenhuisopname trachtte te bewerkstelligen teneinde
te ontvluchten. De districtspsychiater heeft toen geconstateerd dat er bij klager geen sprake was van een psychiatrische stoornis. Ook in de i.b.a. Arnhem-Zuid manifesteerde klager zich als een dwingende en manipulatieve man, die op splitsende wijze
heeft geprobeerd zijn zaken voor elkaar te krijgen. Vanuit de i.b.a. Arnhem-Zuid is geadviseerd klager te plaatsen in een inrichting waar meer mogelijkheden waren voor de beheersing van klagers gedrag, een individuele aanpak tot de mogelijkheden
behoorde en waarbij het onder druk zetten van medegedetineerden tot een minimum beperkt kon worden. Gelet op dat advies is toen door de selectiefunctionaris besloten om klager te plaatsen in Paviljoen
IV-A Demersluis. Klager heeft toen tegen die beslissing geen bezwaar ingesteld. Doel van plaatsing op een l.a.b.g. is om mannelijke gedetineerden die een extreme mate een beheersrisico vertonen, op een veilige en menswaardige wijze op te vangen. Op een
l.a.b.g. verblijven gedetineerden van wie is vastgesteld dat zij door hun persoonlijkheid dan wel hun bewust deviant gedrag, niet functioneren in een regime met meer vrijheidsgraden. Zij vormen, als gevolg van vluchtgevaar, gewelddadig of habitueel
ageergedrag, een voortdurende bedreiging voor medegedetineerden en/of het personeel.
Voor plaatsing in een l.a.b.g. komen in aanmerking:
- extraverte gedetineerden met een extreem beheersrisico, dat verbonden is aan de detentie;
- gedetineerden met een beheersrisico als gevolg van een persoonlijkheidsstoornis;
- gedetineerden, die in principe gemeenschapsgeschikt zijn, maar daarnaast evenwel zodanig subversief gedrag vertonen, dat voortgezette begeleiding in een regime met meer vrijheidsgraden niet meer passend is.
Klager valt binnen de doelgroep voor plaatsing op een l.a.b.g.
Tijdens zijn verblijf op Paviljoen IV-A kwam naar voren dat klager daar steeds verder afgleed en in zijn functioneren geen progressie maakte. Daarom werd verzocht om klager horizontaal over te plaatsen om zodoende naar een toekomstige uitplaatsing uit
de l.a.b.g. te werken.
Tegen de beslissing van de selectiefunctionaris om klager over te plaatsen naar Vught is door klager een bezwaarschrift ingediend. Dit is door de selectiefunctionaris ongegrond verklaard. Daarbij heeft de selectiefunctionaris aangegeven wat de reden
was
voor die overplaatsing en aangegeven dat het hier een horizontale overplaatsing betrof.
Naar aanleiding van die beslissing is door klager beroep ingesteld. Volgens klager zou de bestreden beslissing onzorgvuldig zijn genomen. Weliswaar is die beslissing niet rechtstreeks kenbaar gemaakt aan klagers raadsman, maar de Pbw stelt die eis ook
niet. Ook de omstandigheid dat aan klagers raadsman een ongetekend exemplaar zou zijn toegefaxt, is geen reden voor een gegrondverklaring van het beroep. In klager dossier bevindt zich immers een getekend exemplaar van die beslissing, waarvan een kopie
aan klager is toegezonden. Voor zover door klager is aangevoerd dat er verschillen bestaan in het in Amsterdam respectievelijk Vught gevoerde regime, is de selectiefunctionaris van mening dat dit niet juist is. Beide inrichtingen hebben een soortgelijk
regime. Weliswaar kunnen in de uitvoering daarvan verschillen bestaan, maar het is aan de directeur van de inrichting om uitvoering aan het regime te geven.
4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.
4.2. Voorzover namens klager is aangevoerd dat de bestreden beslissing zou moeten worden vernietigd omdat die beslissing niet rechtstreeks aan klagers raadsman is toegezonden en dat die beslissing, toen deze op navraag van de raadsman alsnog
toegezonden werd, niet ondertekend was, overweegt de beroepscommissie dat het op zich wenselijk is dat, indien de selectiefunctionaris kennis heeft van de (adres)gegevens van een rechtsbijstandverlener, (afschriften van) alle gedingstukken ook aan die
persoon worden toegezonden. Nu evenwel namens klager tijdig beroep is ingesteld, is klager door dat nalaten van de verzending van de beslissing op het bezwaar aan klagers raadsman, niet zodanig in zijn belangen geschaad, dat dit een gegrondverklaring
van het beroep zou kunnen rechtvaardigen.
Anders dan door en namens klager is aangevoerd, is de beroepscommissie van oordeel dat de gronden, welke in voldoende mate geïndividualiseerd zijn en waarop het bezwaar van klager is afgewezen, de bestreden beslissing kunnen dragen.
De wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het in de l.a.b.g. Nieuw Vosseveld geldende regime is voorbehouden aan de directeur van die l.a.b.g. en eventuele klachten daaromtrent dient klager in te dienen bij de beklagcommissie van die inrichting. De
beroepscommissie zal dit daarom hier buiten beschouwing laten.
Het voorgaande maakt dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 1 november 2005
secretaris voorzitter