Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1490/GA, 20 oktober 2005, beroep
Uitspraakdatum:20-10-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1490/GA

betreft: [klager] datum: 20 oktober 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.G.M. van den Hoogen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 24 mei 2005 van de alleensprekende beklagrechter bij het huis van bewaring Amsterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 september 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. D.G.M. van den Hoogen, en [...], unit-directeur bij het huis van bewaring Amsterdam. Hoewel voor klagers
vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft, voorzover in beroep aan de orde:
a. het uitvallen van sport;
b. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen wegens mogelijke betrokkenheid bij het organiseren van een opstand;

De beklagcommissie heeft het beklag wat betreft de onderdelen a en b ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagcommissie heeft negen maanden gedaan over de behandeling van het beklag. Deze gang van zaken is in strijd met artikel 6 EVRM. Klager en zijn
raadsvrouw hebben bij de behandeling van het klaagschrift voor de beklagrechter niet kunnen beschikken over de GRIP rapportage waar de directeur wel over kon beschikken. Dit is in strijd met de beginselen van behoorlijke procesorde. Klager meent dat
het
dossier inclusief de GRIP-rapportage terugverwezen moet worden naar de beklagcommissie teneinde klager de mogelijkheid te geven zijn beklag nader te onderbouwen dan wel indien nodig getuigen op te laten roepen. Uit de beschikbare stukken is alleen
sprake van een aantal vage berichten op grond waarvan de genomen ordemaatregel onrechtvaardig en disproportioneel is. In beroep heeft klager over het GRIP-rapport kunnen beschikken. Volgens de rapportage zou een aantal gedetineerden van Joegoslavische
afkomst bezig zijn met de voorbereiding van een ontvluchting. Klager is echter van Turkse afkomst. Bij klager zijn verder ook geen wapens aangetroffen waarnaar in het GRIP-rapport wordt verwezen. Het beroep van klager is niet gericht tegen de
overplaatsing.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Een ordemaatregel is een preventieve maatregel teneinde de rust en de veiligheid in de inrichting te kunnen waarborgen. Soms moet voor de
zekerheid gekozen worden voor een ordemaatregel. De directeur kan niet aangeven wat in de rapportage wordt bedoeld met opvallend onopvallend.

3. De beoordeling
Vooropgesteld moet worden dat de totale duur van afhandeling van de beklagzaak extreem lang is geweest.

a.
Klager stelt dat de sportmomenten dikwijls uitvallen of te kort duren. Klager geeft echter niet specifiek aan om welke dagen het gaat. Nu de omschrijving van de klacht te onbepaald is, kan niet worden gesproken van een beslissing ex artikel 60 Pbw
waartegen beklag mogelijk is. De beklagcommissie had klager derhalve niet-ontvankelijk in zijn klacht dienen te verklaren. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag
verklaren.

b.
De beroepscommissie is van oordeel dat er onvoldoende zwaarwegende argumenten aanwezig zijn om een plaatsing in afzondering van klager te kunnen rechtvaardigen.
Zij overweegt hierbij het volgende. Uit het GRIP-rapport van 24 augustus 2004 blijkt van op 19 augustus 2004 binnengekomen informatie over de betrokkenheid van een aantal gedetineerden van Joegoslavische afkomst bij de voorbereiding van een
ontvluchting, daarbij gebruikmakend van een gedetineerdenopstand. Klager is van Turkse afkomst. Het was niet bekend welke Joegoslavische gedetineerden in Het Schouw en Demersluis bij deze aankomende ontvluchting betrokken zijn. Ook was niet bekend
wanneer deze ontvluchting zou plaatsvinden of van welke gedetineerden het initiatief tot de opstand of de ontvluchting uit zou gaan. Bij een grootscheepse zoekactie in de inrichting zijn bij een aantal gedetineerden snij- en/of steekwapens
aangetroffen.
Dit ging niet om gedetineerden van Joegoslavische afkomst. Bij klager is niets aangetroffen. Zowel het GRIP-rapport als de resultaten van de zoekactie bevat geen enkele aanwijzing in de richting van enige betrokkenheid van klager bij een opstand of een
ontvluchting. Ook overigens is geen sprake van objectieve feiten of omstandigheden die in de richting van klager wijzen. Het enkele feit dat klager en een medegedetineerde zich opvallend onopvallend hebben gedragen vormt onvoldoende grond. Gelet hierop
moet de beslissing van de directeur als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal gegrond worden verklaard. Aan klager zal een tegemoetkoming worden toegekend van € 40,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart.
klager ten aanzien van onderdeel a. alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag en het beklag ten aanzien van onderdeel b. alsnog gegrond verklaard.
De beroepscommissie bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 40,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, A.J. Dost en mr. H. Heijs, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 20 oktober 2005

secretaris voorzitter

Naar boven