Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2210/GV, 17 oktober 2005, beroep
Uitspraakdatum:17-10-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2210/GV

betreft: [klager] datum: 17 oktober 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], hierna te noemen klager,

gericht tegen een op 19 augustus 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van (periodieke) strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klagers thuissituatie is nog steeds niet gewijzigd. Klager wil graag periodiek, éénmaal per maand,
strafonderbreking tijdens een weekeind – naast zijn regimair weekeindverlof – om zijn echtgenote te kunnen ondersteunen. Hij kan haar dan helpen in de huishouding en bij het halen van boodschappen. Klager heeft ter ondersteuning een brief van het hoofd
van de polikliniek interne geneeskunde & infectieziekten van het UMC Utrecht bijgevoegd, waarin dat hoofd, prof. dr. I.M. Hoepelman, aangeeft dat een behandeling van klagers echtgenote bevorderd zou worden indien klager aan de zorg van het kind van
beiden een bijdrage zou kunnen leveren.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager vraagt om periodieke strafonderbreking in verband met de medische situatie van zijn echtgenote. Gelet op de redenen voor het verzoek is advies gevraagd van de Medisch Adviseur. Door de Medisch Adviseur is een negatief advies uitgebracht omdat de
gevraagde strafonderbreking van éénmaal per maand een weekeinde, medisch gezien geen oplossing voor de problemen van klagers echtgenote biedt. De selectiefunctionaris heeft, gelet op de inhoud van het verzoek en gelet op dat negatieve advies van de
Medisch Adviseur, het verzoek afgewezen.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens – kortweg – valsheid in geschrifte, gekwalificeerde diefstal en oplichting. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 8 december 2005. Aansluitend dient hij
eventueel een subsidiaire hechtenis van veertig dagen te ondergaan in verband met het niet voldoen van een aan hem opgelegde schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, alsmede zeven dagen gijzeling op grond
van
de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.

Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet
kan
worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van het bepaalde in artikel 36 van hiervoor genoemde Regeling kan strafonderbreking (onder meer) worden verleend voor de verzorging van de ernstig zieke levenspartner. Namens de Minister is het
verzoek afgewezen. Daarbij heeft – zo begrijpt de beroepscommissie – met name het negatieve advies van de Medisch Adviseur een grote rol gespeeld. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan dat oordeel van de Medisch Adviseur te twijfelen. Dat
maakt dat hier geen sprake is van een geval als bedoeld in artikel 36 van voornoemde Regeling. Nu ook overigens geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die maken dat er sprake zou zijn van zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke
sfeer, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor de toekenning van strafonderbreking. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk
of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 17 oktober 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven