Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1909/GB, 13 oktober 2005, beroep
Uitspraakdatum:13-10-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 05/1909/GB

Betreft: [klager] datum: 13 oktober 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.K. Durdu-Agema, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 26 juli 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager, gericht tegen de afwijzing op het verzoek om overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.), ongegrond verklaard.

2. De ontvankelijkheid
Artikel 18, eerste lid, van de Pbw bepaalt dat een gedetineerde het recht heeft bij de selectiefunctionaris een met redenen omkleed verzoekschrift in te dienen strekkende tot onder meer overplaatsing naar een bepaalde inrichting of afdeling. Op grond
van het bepaalde in artikel 18, tweede lid, van de Pbw, wordt de instemming van de gedetineerde met het selectieadvies gelijkgesteld met een verzoekschrift als bedoeld in artikel 81, eerste lid, van de Pbw. Dat is hier het geval. Tegen een afwijzende
beslissing van de selectiefunctionaris op een verzoek staat op grond van artikel 72, eerste lid, van de Pbw, beroep open bij de beroepscommissie. In het onderhavige geval heeft de selectiefunctionaris in zijn afwijzende beslissing d.d. 3 juni 2005 ten
onrechte aangegeven dat appellant het recht heeft een met redenen omkleed bezwaarschrift in te dienen. Het door appellant ingediende bezwaarschrift is op 26 juli 2005 door de selectiefunctionaris afgewezen, waarna appellant het onderhavige beroep heeft
ingediend. De beroepscommissie is van oordeel dat deze onjuiste rechtsgang appellant niet kan worden tegengeworpen. Zij zal appellant derhalve in zijn beroep ontvangen.

3. De feiten
Klager is sedert 9 april 2004 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring De Boschpoort te Breda. Op 17 december 2004 is hij geplaatst in de gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

4. De standpunten
4.1. Door en namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klager is een rustige jongeman. Hij is gedetineerd naar aanleiding van hem voor een gewapende roofoverval opgelegde gevangenisstraf. Hij heeft zich sedert zijn detentie als een modelgevangene gedragen en nimmer grensoverschrijdend gedrag vertoond. Hem
zijn evenwel van meet af aan beperkingen opgelegd in die zin dat hij nooit bezoek zonder toezicht heeft mogen ontvangen, hij niet in aanmerking kwam voor plaatsing in een b.b.i. en ook verzoeken om (algemeen) verlof werden afgewezen. Ook worden er met
regelmaat veiligheidscontroles in zijn cel uitgevoerd. Gelet op klagers achtergrond is het voor hem een raadsel waarom juist hem dergelijke maatregelen moesten treffen. Hij heeft enkele malen beklag ingesteld tegen deze zaken maar ook daaruit kwam geen
duidelijkheid. Uit de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris blijkt dat klager kennelijk staat vermeld op lijst 2 van Vlucht- en Gemeenschapsgevaarlijke personen en dat de hiervoor genoemde maatregelen kennelijk in dat licht gezien moeten
worden. Klager zou op genoemde lijst staan omdat hij verdacht wordt van lidmaatschap van een criminele organisatie, namelijk van de zogenaamde Hofstadgroep. Klager is daarvan echter nooit officieel van in kennis gesteld. Klager vindt die verdenking,
temeer nu hij niet is gedagvaard terzake daarvan voor de thans draaiende zittingen tegen die Hofstadgroep, onjuist. Hij is dan ook van mening dat hem thans – voorzover hier aan de orde – ten onrechte een overplaatsing naar een b.b.i. wordt geweigerd.

4.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager verblijft sinds 17 december 2004 in de gevangenis De IJssel. Op 27 mei 2005 kwam er een selectievoorstel binnen bij de selectiefunctionaris, strekkende tot afwijzing van het verzoek om overplaatsing naar een b.b.i. Reden voor dat negatieve
advies
was dat klagers naam genoemd zou worden in een grootschalig onderzoek van het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) en het negatieve advies van het openbaar ministerie. Klager wordt in verband gebracht met betrokkenheid bij de Hofstadgroep en
is
als zodanig als terrorist aangemerkt en geplaatst op lijst 2 van de lijst Vlucht- en Gemeenschapsgevaarlijke gedetineerden. Om die reden zijn faciliteiten als verlof niet aan klager toegekend. Eén en ander levert een contra-indicatie op voor plaatsing
in een b.b.i. Klager voldoet niet aan het bepaalde in artikel 3, tweede lid onder a, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (d.d. 15 augustus 2000, nr. 5042803/00/DJI), nu hij een vlucht- of maatschappelijk risico
vormt.

5. De beoordeling
5.1 Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI), die op 1 oktober 2000 in werking is getreden, komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt
beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

5.2 In de Toelichting op dit artikel staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator bij de
beoordeling
daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking),
alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de
gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

5.3 Nu klager staat vermeld op lijst 2 van de lijst Vlucht- en gemeenschapsgevaarlijke gedetineerden, kan niet worden gezegd dat klager een beperkt vlucht of maatschappelijk risico vormt. Dat maakt dat de op de onder 4.2 genoemde gronden gebaseerde
beslissing van de selectiefunctionaris niet in strijd is met de wet. Die beslissing kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Hetgeen door en namens klager overigens naar voren is gebracht ten aanzien van de gestelde aan klager opgelegde beperkingen, is in het kader van deze procedure niet aan de orde. Tegen dergelijke beslissingen bestaat voor klager de mogelijkheid om
afzonderlijk beklag en/of beroep in te stellen.

6. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 13 oktober 2005

secretaris voorzitter

Naar boven