Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1545/SGA, 13 juli 2005, schorsing
Uitspraakdatum:13-07-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 05/1545/SGA

Betreft: [klager] datum: 13 juli 2005

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de gevangenis Veenhuizen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde gevangenis d.d. 7 juli 2005, inhoudende de (vierde) verlenging van een aan verzoeker op 27
mei 2005 opgelegde ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel, welke verlening ingaat op 8 juli 2005 en eindigt op 22 juli 2005, één en ander wegens verzoekers weigering om mee te werken aan zijn plaatsing in een
meerpersoonscel.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het ongedateerde klaagschrift alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 13 juli 2005.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt vast dat aan verzoeker bij beslissing van 27 mei 2005 een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel is opgelegd voor de duur van veertien dagen. De duur van die ordemaatregel is bij afzonderlijke beslissingen
van 9 juni 2005, 24 juni 2005 en 7 juli 2005 steeds verlengd met veertien dagen. Het verzoek ziet op de beslissing tot verlenging van 7 juli 2005.
Op grond van het bepaalde in artikel 57, eerste lid, aanhef en onder c, van de Pbw, stelt de directeur de gedetineerde in de gelegenheid te worden gehoord alvorens hij beslist over de plaatsing in afzondering en de verlenging hiervan. Uit de beslissing
van 7 juli 2005 blijkt niet dat is voldaan aan dat hiervoor genoemde wettelijke vormvoorschrift.
Op grond van het bepaalde in artikel 24, derde lid, van de Pbw kan de directeur de duur van de ordemaatregel van afzondering telkens voor ten hoogste twee weken verlengen, indien hij tot het oordeel is gekomen dat de noodzaak tot afzondering nog
bestaat. Volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie kan het verlengen van een maatregel niet uitsluitend gebaseerd zijn op de gronden waarop die eerdere maatregel is genomen. Dit houdt in dat de directeur steeds opnieuw een belangenafweging
dient
te maken. Uit de onderhavige beslissing blijkt niet van een dergelijke belangenafweging, terwijl daartoe op grond van het bepaalde in artikel 58, eerste lid, van de Pbw, wel de verplichting bestaat. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is er
daarom sprake van een niet voldoen aan het wettelijk vormvoorschrift van artikel 58, eerste lid, van de Pbw.

Gelet op het vorenstaande zijn er, nu de beslissing van de directeur niet voldoet aan de wettelijke vormvoorschriften als bepaald in artikelen 57 en 58 van de Pbw, termen om de tenuitvoerlegging van de onderhavige beslissing te schorsen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van 7 juli 2005 met onmiddellijke ingang.

Aldus gedaan door mr. J. Lamens, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 13 juli 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven