nummer: 05/1479/GM en 05/1504/GM
betreft: [klager] datum: 4 oktober 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de tandarts verbonden aan de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Noord, locatie De Marwei te Leeuwarden,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 2 juni 2005 van de bemiddeling door de tandheelkundig adviseur bij het ministerie van Justitie.
De beroepscommissie heeft de tandarts, verbonden aan de locatie De Marwei, in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten. De tandarts noch klager heeft van die gelegenheid gebruik
gemaakt.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de tandheelkundig adviseur van 8 april 2005 en de toelichting daarop van 24 mei 2005, betreft:
a) het niet adequaat behandelen van loszittende tanden door met name de aan de locatie De Marwei verbonden tandarts (05/1479/GM), en
b) de afwijzing van de door de aan het huis van bewaring (h.v.b.) Groningen verbonden tandarts ingediende aanvraag voor het vervaardigen van een gebitsprothese (05/1504/GM).
2. De standpunten van klager en de tandarts
Klager en zijn toenmalige raadsvrouw mr. S.E.M. Cantineau hebben zijn klacht als volgt toegelicht.
Vanaf het begin van zijn detentie in juni 2003 vraagt klager om behandeling van zijn loszittende tanden, waarop niet adequaat is gereageerd, omdat hij nog niet veroordeeld was. Hierdoor is de conditie van zijn gebit verergerd, zijn een tand en een kies
getrokken en zijn klagers tanden en kiezen steeds losser gaan zitten. Eenmaal in het h.v.b.te Groningen is door de aan die inrichting verbonden tandarts een machtiging voor het vervaardigen van een prothese aangevraagd. De aanvraag is afgewezen, omdat
klager nog niet veroordeeld is. Op het moment van die afwijzing verbleef klager inmiddels in het h.v.b. De Grittenborgh te Hoogeveen. Blijkens de Instructie van het Bureau Tandheelkunde is het afgeven van een machtiging ook mogelijk ten aanzien van een
gedetineerde met langdurig voorarrest.
De tandarts, verbonden aan de locatie De Marwei, heeft zijn standpunt - zoals blijkens het bemiddelingsverslag van 2 juni 205 ingenomen tegenover de tandheelkundig adviseur - niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt.
Klager heeft de tandarts meermalen bezocht wegens klachten over loszittende tanden, veroorzaakt door botverlies als gevolg van ernstige tandvleesontsteking. Tijdens consulten heeft de tandarts klager voorgesteld de klachten te verhelpen door het
trekken
van de betreffende tanden en kiezen. Ook heeft hij klager meegedeeld dat een prothese niet mogelijk is zolang geen definitieve straftijd van klager bekend is.
3. De beoordeling
Ten aanzien van de onder a) vermelde klacht:
Op grond van het bepaalde in artikel 29, eerste lid, Pm kan een gedetineerde in geval van een klacht over bepaald medisch handelen een bemiddelingsverzoek doen aan de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie. Dit verzoek moet uiterlijk op de
veertiende dag na dit medisch handelen bij de medisch adviseur worden ingediend.
In het verlengde daarvan kan het onderzoek van de medisch adviseur en ook de beroepscommissie in beginsel geen ander medisch handelen betreffen dan het handelen op de datum, die wordt bepaald door artikel 29, eerste lid, Pm. De beroepscommissie kan
derhalve, uitgaande van het bemiddelingsverzoek van 8 april 2005, zoals toegelicht op 24 mei 2005, haar onderzoek uitsluitend richten op het medisch handelen dat plaatshad in de periode van veertien dagen voorafgaande aan 8 april 2005. Klagers
klachten,
zoals omschreven in het bemiddelingsverzoek alsook in het beroepschrift, richten zich evenwel met name tegen de behandeling door de tandarts bij de locatie De Marwei vanaf juni 2003 tot een vermoedelijk vóór december 2004 gelegen moment, daar klager op
een de beroepscommissie niet bekende datum is overgeplaatst naar het h.v.b. te Groningen, er op 8 december 2004 vanuit die inrichting een aanvraag om een machtiging voor het vervaardigen van een gebitsprothese is ingediend en klager op 22 december 2004
is overgeplaatst naar het h.v.b. De Grittenborgh.
De beroepscommissie zal derhalve in beroep klagers klachten over de behandeling door de tandarts bij de locatie De Marwei alsnog niet-ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van de onder b) vermelde klacht:
Op grond van het bepaalde in artikel 28 Pm kan een gedetineerde beroep instellen tegen het medisch handelen van de inrichtings(tand)arts. De afwijzing van de door de tandarts bij het h.v.b. Groningen aangevraagde machtiging voor het vervaardigen van
een
volledige boven- en onderprothese door het Bureau Tandheelkunde bij het ministerie van Justitie bij beslissing van 30 december 2004 betreft niet het medisch handelen van de inrichtingstandarts, zodat klager niet in zijn daarop betrekking hebbende
klacht
kan worden ontvangen.
Tegen de bedoelde afwijzing staat verder geen rechtsmiddel open.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager in beroep (alsnog) niet-ontvankelijk in zijn klachten.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en P. Hanedoes, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 4 oktober 2005
secretaris voorzitter