Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1291/TP, 28 september 2005, beroep
Uitspraakdatum:28-09-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1291/TP

betreft: [klager] datum: 28 september 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.A. Heidanus, namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een fictieve beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. N.A. Heidanus om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De beoordeling
Uit de stukken komt het volgende naar voren.
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 12 februari 2004 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar met aftrek én ter beschikking gesteld (tbs) met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Nadien is hem bij rechterlijke uitspraken een gevangenisstraf van 16 maanden en twee keer subsidiaire hechtenis van in totaal 21 dagen opgelegd.
Bij brief van 11 april 2005 heeft de Minister klager meegedeeld dat hij gedurende de tenuitvoerlegging van de (tot dan bekende) gevangenisstraf met ingang van 27 november 2004 in aanmerking komt voor vervroegde tenuitvoerlegging van de hem tevens
opgelegde tbs en dat hij op die datum in afwachting van plaatsing in een tbs-inrichting op een wachtlijst is geplaatst. Klager is vervolgens op 26 mei 2005 gehoord over de voorgenomen verlenging van de wachttermijn per 26 mei 2005.
Bij brief van 12 juli 2005 heeft de Minister, na het bekend worden van de vervolgvonnissen, klager meegedeeld dat de aanvangsdatum van zijn tbs is doorgeschoven naar 15 mei 2006 en dat hij pas met ingang van 17 februari 2005 in aanmerking komt voor
vervroegde tenuitvoerlegging van de hem tevens opgelegde tbs.
Klager is vervolgens op 14 juli 2005 gehoord over de voorgenomen verlenging van de wachttermijn per 16 augustus 2005.
Bij brief van 5 augustus 2005 heeft de Minister klager bericht dat hij nog niet geplaatst kon worden in een tbs-inrichting en dat de wachttermijn voor plaatsing met ingang van 16 augustus 2005 met drie maanden is verlengd tot 14 november 2005.
De datum van vervroegde invrijheidstelling van klager én aansluitende aanvang van zijn tbs is thans 15 mei 2006.

Volgens het bepaalde in artikel 76, eerste lid, Penitentiaire beginselenwet (Pbw) dient een gedetineerde, aan wie naast gevangenisstraf tevens tbs is opgelegd, binnen een termijn van zes maanden vanaf het moment dat hij in aanmerking komt voor
vervroegde tenuitvoerlegging van de tbs, te worden geplaatst in een tbs-inrichting. Ingevolge artikel 76, tweede lid, Pbw kan de Minister van Justitie die termijn met telkens drie maanden verlengen, indien plaatsing binnen de genoemde termijn van zes
maanden naar zijn oordeel niet mogelijk is.

Vast staat dat klagers tbs als gevolg van vervolgvonnissen zal ingaan op 15 mei 2006 en dat hij vanaf 17 februari 2005 in aanmerking komt voor vervroegde tenuitvoerlegging van de tbs. Ten tijde van het instellen van het onderhavige beroep waren nog
geen
zes maanden na laatstgenoemde ingangsdatum verstreken. Derhalve kon op dat moment nog geen sprake zijn van een beslissing tot verlenging van klagers wachttermijn en heeft klager te vroeg beroep ingesteld. Daaraan kan niet afdoen dat de Minister klager
heeft doen horen over een eerdere verlenging.
Ook kan klagers raadsman niet worden gevolgd in zijn stellingen dat bij klager reële verwachtingen zijn gewekt over de ingangsdatum van zijn tbs en de datum van in aanmerking komen voor vervroegde tenuitvoerlegging van zijn tbs, alsmede dat klager
thans
wordt achtergesteld bij andere tbs-gestelden nu hij als gevolg van de gecorrigeerde data langer moet wachten op daadwerkelijke plaatsing in een tbs-inrichting. Het valt de Minister immers niet aan te rekenen dat naar aanleiding van klagers gedrag
vervolgvonnissen worden uitgesproken, waardoor de aanvankelijk vastgestelde data met betrekking tot de aanvang van de tbs en van het in aanmerking komen voor vervroegde tenuitvoerlegging van de tbs volgens de wet moeten worden gewijzigd.
Klager kan derhalve niet in zijn beroep worden ontvangen.

2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, drs. G.A.M. Mensing en mr. J.M. van der Vaart, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 28 september 2005

secretaris voorzitter

Naar boven