Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1216/TP, 28 september 2005, beroep
Uitspraakdatum:28-09-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Wachttermijn  v

Uitspraak

nummer: 05/1216/TP

betreft: [klager] datum: 28 september 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.J. Olie, namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. D.J. Olie om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarin klager wacht op plaatsing in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) met ingang van 18 mei 2005 verlengd tot 16 augustus 2005.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 17 december 2003 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar met aftrek én ter beschikking gesteld (tbs) met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Blijkens de bestreden beslissing komt klager gedurende de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf met ingang van 21 augustus 2004 in aanmerking voor vervroegde tenuitvoerlegging van de hem tevens opgelegde tbs. Op laatstgenoemde datum is klager in
afwachting van plaatsing in een tbs-inrichting op een wachtlijst geplaatst.
Bij brief van 9 mei 2005 heeft de Minister klager bericht dat hij nog niet geplaatst kon worden in een tbs-inrichting en dat de wachttermijn voor plaatsing met ingang van 18 mei 2005 met drie maanden is verlengd tot 16 augustus 2005. Klager is terzake
op 2 mei 2005 gehoord.
De datum van vervroegde invrijheidstelling van klager én aansluitende aanvang van zijn tbs is 21 december 2005.
Klager verblijft in het huis van bewaring (h.v.b.) De Boschpoort te Breda.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Hij heeft de beslissing op donderdag 19 mei 2005 ontvangen en de volgende dag naar zijn raadsman gezonden met het verzoek namens hem beroep in te stellen tegen de beslissing van 9 mei 2005 tot verlenging van zijn wachttermijn per 18 mei 2005. Door deze
beslissing wacht klager langer dan negen maanden op plaatsing in een tbs-inrichting.
Gelet op de op 10 november 2004 onherroepelijk geworden uitspraak van het Europese Hof voor de rechten van de mens (EHRM) van 11 mei 2004 (nummer 49902/99) in de zaak Brand is de bestreden beslissing in strijd met artikel 5, eerste lid, van het
Europees
Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Bovendien heeft de rechtbank in de strafzaak geoordeeld dat klager een intensieve en langdurige behandeling behoeft, welke in verband met klagers leeftijd zo
spoedig
mogelijk moet aanvangen om de kans van slagen daarvan zo groot mogelijk te maken. Naar het oordeel van de rechtbank dient zoveel mogelijk voorkomen te worden dat de bij klager geconstateerde gebrekkige ontwikkeling zich verder zal ontwikkelen tot een
persoonlijkheidsstoornis.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Klager kan in zijn beroep worden ontvangen.
Het beroep zal formeel ongegrond zijn. Klager is tijdig gehoord en geïnformeerd over de bestreden beslissing. Weliswaar is de datum van uitreiking van de beslissing niet geregistreerd in de inrichting van verblijf, maar uitgegaan kan worden van een
tijdige uitreiking nu die doorgaans op de dag zelf of kort daarna plaatsvindt.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. Klager kon wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Ten aanzien van klager hebben de Minister voorafgaand aan de bestreden beslissing geen signalen bereikt omtrent
detentieongeschiktheid.

4. De beoordeling
Klager is op 2 mei 2005 gehoord over de verlenging van de wachttermijn, die op 18 mei 2005 is verstreken. Vervolgens is hij geïnformeerd over de verlenging daarvan bij brief van 9 mei 2005, die, naar kan worden aangenomen op 19 mei 2005, derhalve na
het
verstrijken van de wachttermijn, aan klager is uitgereikt.
Derhalve is niet tijdig voldaan aan de in artikel 27, vijfde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden neergelegde informatieplicht. Mitsdien is het beroep gegrond en dient de beslissing van de Minister tot verlenging van
de wachttermijn op formele grond te worden vernietigd.

Klager dient, gelet op het vorenoverwogene, een tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

Klager is als gevolg van het capaciteitstekort nog niet geplaatst in een tbs-inrichting. Ten tijde van de bestreden beslissing ligt de vrijheidsstraf aan het verblijf van klager in een p.i. ten grondslag en niet de hem tevens opgelegde tbs; deze is nog
niet aangevangen.

Het capaciteitstekort kan naar het oordeel van de beroepscommissie een grond voor uitstel van de voorgenomen vervroegde plaatsing in een tbs-inrichting vormen, tenzij blijkt van bijzondere omstandigheden zoals een psychische conditie van klager die
zodanig is dat langer verblijf in een h.v.b. medisch niet verantwoord is. In dat geval is sprake van detentieongeschiktheid en dient om die reden plaatsing met voorrang gerealiseerd te worden.

Uit de medische verklaring van 29 juni 2005 van de Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) Breda en Middelburg blijkt dat de psychische conditie van klager op dat moment niet van dien aard was dat verder verblijf in het h.v.b. als onverantwoord moest
worden beschouwd.
De beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De omstandigheid dat de strafrechter in diens uitspraak ten aanzien van klager heeft overwogen dat klagers tbs-behandeling zo spoedig mogelijk zou moeten aanvangen kan niet tot een ander oordeel leiden, nu een dergelijk advies van de rechter niet
bindend is.

Het onder verwijzing naar de uitspraak d.d. 11 mei 2004 van het EHRM inzake Brand/Staat der Nederlanden gedane beroep op schending van artikel 5, eerste lid, EVRM faalt. In die uitspraak is geoordeeld dat de na aanvang van de tbs aangevangen
passantentermijn als bedoeld in artikel 12 Bvt niet automatisch in strijd is met artikel 5, eerste lid onder a en e EVRM. Zij komt daarmee wel in strijd bij een duur van zes maanden als de Minister die duur uitsluitend baseert op het sinds 1986
bestaande capaciteitstekort. Uit de uitspraak van het EHRM kan, in tegenstelling tot hetgeen klagers raadsman heeft gesteld, niet worden afgeleid dat de vóór aanvang van de tbs lopende wachttermijn als bedoeld in artikel 76 Pbw strijd oplevert met het
in artikel 5 EVRM neergelegde recht op vrijheid. Klager verblijft immers ten tijde van de bestreden beslissing in een penitentiaire inrichting op grond van de hem opgelegde gevangenisstraf. De omstandigheid dat klager sedert 21 augustus 2004, derhalve
ruim een jaar vóór zijn v.i.-datum (21 december 2005), in aanmerking komt voor vervroegde tenuitvoerlegging van de hem tevens opgelegde tbs, kan niet afdoen aan de rechtmatigheid van het verblijf in een gevangenis op titel van de opgelegde
gevangenisstraf, nu vanwege het capaciteitstekort geen plaats in een tbs-inrichting beschikbaar is en geen sprake is van ongeschiktheid van verblijf in een gevangenis op grond van de psychische conditie van de betrokkene.

De beroepscommissie is van oordeel, gelet op het hiervoor overwogene, dat de bestreden beslissing materieel niet in strijd is met de wet en dat de wachttermijn voor plaatsing in een tbs-inrichting mocht worden verlengd van 18 mei 2005 tot 16 augustus
2005.

Nu de bestreden beslissing op formele grond dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 76, derde lid, PBW in verbinding met artikel 66, derde lid onder b, en artikel 69, vijfde lid, Bvt bepalen dat
haar
uitspraak met betrekking tot de verlenging van de wachttermijn in de plaats treedt van de bestreden beslissing.

6. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op formele grond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van deze beslissing en bepaalt derhalve dat de wachttermijn voor plaatsing in een tbs-inrichting
wordt verlengd van 18 mei 2005 tot 16 augustus 2005.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
€ 50,= .

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, drs. G.A.M. Mensing en mr. J.M. van der Vaart, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 28 september 2005

secretaris voorzitter

Naar boven