nummer: 05/1512/GA
betreft: [klager] datum: 23 september 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 30 juni 2005 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Rijnmond te Rotterdam,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 2 september 2005, gehouden in de locatie Alphen aan den Rijn, zijn gehoord [...], hoofd b.s.d. en bevolking, en [...], afdelingshoofd bij de p.i. Rijnmond.
Klagers raadsvrouw mr. K. Blonk heeft schriftelijk medegedeeld dat zij niet ter zitting zal verschijnen.
Klager is door zijn afdeling niet tijdig in de gelegenheid gesteld om naar de zitting vervoerd te worden en niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag houdt in dat klagers advocatenpost is geopend.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht. Post van klagers raadsvrouw is geopend buiten de aanwezigheid van klager. Dit is in strijd met het bepaalde in artikel 36, tweede lid, Pbw
en
artikel 37, eerste lid aanhef en onder i., Pbw.
De directeur heeft in een schrijven van 26 mei 2005 gericht aan klagers raadsvrouw erkend dat de post niet op de juiste wijze is verwerkt en heeft daarvoor zijn excuses aangeboden. Op grond hiervan had de beklagcommissie het beklag gegrond moeten
verklaren.
Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Aan klager zijn op voorhand excuses aangeboden voor het geval het inderdaad zo gegaan is als hij verklaarde. Er is onderzoek ingesteld en daar is niets uitgekomen. Het protocol is bekend bij de administratie. Als advocatenpost wordt geopend dan wordt
daar een aantekening van gemaakt en worden excuses aangeboden. De afdeling bevolking is er nogmaals op gewezen hoe in voorkomende gevallen te handelen.
3. De beoordeling
Klager is door omstandigheden gelegen buiten zijn wil niet in staat geweest om ter zitting te verschijnen. De beroepscommissie acht, gelet op de aard van de hierna te vermelden uitspraak, geen noodzaak aanwezig om klager alsnog nader te horen.
Klagers raadsvrouwe heeft in een schrijven van 15 mei 2005 gesteld dat zij post voor klager heeft verstuurd in een gesloten envelop met daarop geschreven ‘van raadsvrouwe aan cliënt’ met daaronder de handtekening van de raadsvrouwe. Deze gesloten
envelop is verstuurd in een andere envelop gericht aan de directeur met het verzoek om de brief aan klager te overhandigen. Desondanks heeft klager de brief geopend ontvangen. In een schrijven van 26 mei 2005 heeft de directeur hierop geantwoord dat
betreurd wordt dat de post niet op de juiste wijze is verwerkt en dat daarvoor excuses worden aangeboden. De leidinggevende van de afdeling zou volgens de directeur de casus met zijn medewerkers bespreken om te voorkomen dat er opnieuw een fout wordt
gemaakt.
Nu in een brief aan de raadsvrouwe wordt erkend dat er een fout is gemaakt, had het beklag gegrond moeten worden verklaard. Het in beroep namens de directeur ingenomen standpunt dat slechts voorwaardelijk excuses zijn gemaakt, wordt gepasseerd nu
sprake
is van een onmiskenbaar duidelijke en op schrift gestelde erkenning van de fout. De beroepscommissie zal het beroep van klager gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij zal aan klager
een tegemoetkoming van € 5,= toekennen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5,=.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. M. Kooijman en mr. R. Weenink, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 23 september 2005
secretaris voorzitter