Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1277/GM, 22 september 2005, beroep
Uitspraakdatum:22-09-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1277/GM

betreft: [klager] datum: 22 september 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het Huis van Bewaring/ISD Haaglanden te Den Haag,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 20 mei 2005 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Klager en de inrichtingsarts zijn uitgenodigd om ter zitting van de beroepscommissie van 28 juli 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen te Amsterdam, te worden gehoord. Klager heeft telefonisch laten weten verhinderd te zijn ter zitting te
verschijnen. De inrichtingsarts is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 14 maart 2005, betreft het door de medische dienst niet reageren op ziekmeldingen van klager.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. Klager is op 18 februari 2005 ziek geworden en is diezelfde dag gezien door de medische dienst. Vanaf zijn ziekmelding op 19 februari 2005 heeft klager verscheidene keren mondeling en schriftelijk via een
p.i.w.-er de medische dienst gewaarschuwd. Klager moest overgeven en had een drukkend gevoel op de borst. De medische dienst is niet verschenen. Na het insluiten op 21 februari 2005 om 16.30 uur is klager flauwgevallen en met spoed naar het ziekenhuis
gebracht. Daar bleek klager een hartinfarct te hebben gehad.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt. Op 18 februari 2005 is klager gezien door een verpleegkundige, die na een aantal controles te hebben verricht
en adviezen te hebben gegeven, met wederzijds goedvinden is vertrokken. Op 21 februari 2005 hoorde de verpleegkundige rond 16.30 uur tijdens haar ronde op de afdeling van een p.i.w.-er dat er nog zieken op de vleugel waren. Omdat de hele ronde gelopen
moest worden en het niet duidelijk was dat klager degene was die ziek was en dat hij pijn op de borst had, is hij niet gezien. De verpleegkundige is de vleugel afgegaan en heeft gezegd dat zij de zieken de volgende ochtend zou bezoeken. De medische
dienst heeft die dag geen verzoekbriefje van klager ontvangen, anders zou hij die dag gezien zijn. Klager heeft zonder opgaaf van redenen geweigerd om op de nachtcontrole te staan of om cardiale medicatie te gebruiken. De p.i.w.-er had in dat geval
mogelijk anders gehandeld. Nu was het voor hem een gewone ziekmelding.

3. De beoordeling
Uit de stukken is de beroepscommissie gebleken dat de klacht van klager zich deels richt tegen het handelen van een p.i.w.-er. Voorzover dit handelen beklagwaardig is, zal de beklagcommissie bij het Huis van Bewaring/ISD Haaglanden dit onderdeel van de
klacht in eerste instantie moeten beoordelen. Gebleken is dat de betreffende beklagcommissie voormelde klacht in behandeling heeft. Doorzending van dit onderdeel van de klacht naar de beklagcommissie kan derhalve achterwege blijven. De beroepscommissie
richt zich in onderhavige procedure enkel op het medisch handelen door of namens de inrichtingsarts.

Klager heeft zich vanaf 19 februari 2005 ziekgemeld in verband met druk op de borst en omdat hij moest overgeven. Op verzoeken van klager om de medische dienst te zien, wordt echter niet gereageerd. De verpleegkundige is op 21 februari 2005 rond 16.30
uur tijdens haar ronde om medicijnklappers te verwisselen door een p.i.w.-er geïnformeerd over de ziekmeldingen op de afdeling, doch heeft, onwetende dat het om klager ging, hem niet bezocht, haar ronde afgemaakt en gezegd dat zij de zieken de volgende
ochtend zou bezoeken. Klager is diezelfde dag na 16.30 uur met spoed overgebracht naar het ziekenhuis en bleek een hartinfarct te hebben gehad.
De beroepscommissie is van oordeel dat de verpleegkundige zich nader had moeten laten informeren over de zieken en de aard van de klachten. Zij had niet mogen volstaan met de mededeling dat de zieken de volgende ochtend zouden worden bezocht. De
omstandigheid dat klager altijd heeft geweigerd op nachtcontrole te staan of om cardiale medicatie te gebruiken, betekent niet dat de ziekmelding van klager als een “gewone ziekmelding” kan worden afgedaan. De medische dienst en de inrichting moeten
bekend worden verondersteld met de hartklachten van klager.
Gelet op het vorenstaande moet het handelen van de medische dienst als onzorgvuldig worden aangemerkt en derhalve in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal gegrond worden verklaard. Aan klager zal een tegemoetkoming worden
toegekend van € 25,-.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van het Huis van Bewaring/ISD Haaglanden toekomende tegemoetkoming op € 25,-.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 22 september 2005

secretaris voorzitter

Naar boven