Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1184/GM, 22 september 2005, beroep
Uitspraakdatum:22-09-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1184/GM

betreft: [klager] datum: 22 september 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de Gevangenis Zutphen,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 18 mei 2005 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 juli 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is klager gehoord. De inrichtingsarts is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 7 januari 2005, betreft de weigering toestemming te verlenen voor een second-opinion ten aanzien van klagers leverklachten en hepatitis.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. De medische dienst neemt zijn klachten niet serieus. Hij wordt al twee jaar in het ongewisse gelaten. De inrichtingsarts weigert aan zijn verzoek om een second-opinion gehoor te geven. Klagers gezondheid
gaat er op achteruit. Hij is ongerust.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager is verwezen naar een maag-, darm- en leverarts (mdl-arts). Deze vond het niet verstandig klager nu te behandelen in verband met het ongunstige genotype van het hepatitis-C virus. Klager
blijft onder controle van de mdl-arts.

3. De beoordeling
Ter zitting van de beroepscommissie heeft klager aangegeven dat zijn klacht is gericht tegen de weigering van de inrichtingsarts hem voor een second opinion te verwijzen naar een andere arts. De beroepscommissie is gelet op het medisch dossier van
oordeel, dat de inrichtingsarts zijn verzoek terecht kon afwijzen. Klager is immers voor zijn leverklachten en hepatitis-C onder controle bij een specialist. De inrichtingsarts kon afgaan op het advies van 13 oktober 2004 van de maag-, darm- en
leverarts van het Ziekenhuis Rijnstate om gelet op het ongunstige genotype van het hepatitis-C virus, vooralsnog geen behandeling in te zetten. Klager maakt uiteraard wel aanspraak op een zogenaamde second-opinion; hij kan daartoe elke door hem
gewenste
specialist om verzoeken. Deze situatie dient echter te worden onderscheiden van de door klager gestelde noodzaak van een verwijzing door de inrichtingsarts.

Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet onzorgvuldig is en derhalve niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

Gelet op de bij klager aanwezige zorg over zijn ziekte, geeft de beroepscommissie de inrichtingsarts ten overvloede in overweging met klager de aard van zijn klachten goed te bespreken.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 22 september 2005

secretaris voorzitter

Naar boven