Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1354/GM, 22 september 2005, beroep
Uitspraakdatum:22-09-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1354/GM

betreft: [klager] datum: 22 september 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het Huis van Bewaring/ISD Utrecht te Nieuwegein,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 30 mei 2005 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Klager en de inrichtingsarts zijn uitgenodigd om ter zitting van de beroepscommissie van 28 juli 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, te worden gehoord. Klager heeft op de dag van de zitting telefonisch laten weten de behandeling
van zijn zaak niet tijdig te kunnen bijwonen en is vervolgens niet verschenen. De inrichtingsarts is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 16 april 2005, betreft het niet voldoende aandacht besteden aan klagers knieklachten.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. In verband met pijnklachten in zijn knie heeft klager de medische dienst om pijnstillers gevraagd en om meer duidelijkheid over de oorzaak van zijn klachten. Klager vindt dat er foto’s van zijn knie moeten
worden gemaakt. Dit gebeurt bij voetballers ook. Zij krijgen ook een behandeling voor het verstevigen van de kniebanden. Iemand met pijn moet direct geholpen worden.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt. In verband met de knieklachten is klager op 12 en 14 april 2005 gezien door de fysiotherapeut. Op 18 april
2005
is klager op het spreekuur van de inrichtingsarts onderzocht. Op 2 mei 2005 was het beeld verbeterd, echter de meniscustest was nu dubieus positief. Klager is geadviseerd de knie geleidelijk meer te gaan belasten en indien de klachten aanhouden, weer
op
het spreekuur te komen. Sindsdien is klager niet op het spreekuur verschenen.

3. De beoordeling
Op grond van de stukken waaronder het medisch dossier van klager is de beroepscommissie van oordeel dat de inrichtingsarts adequaat op de knieklachten van klager heeft gereageerd. Na twee bezoeken aan de fysiotherapeut op 12 en 14 april 2005, is klager
op 18 april en 2 mei 2005 door de inrichtingsarts aan zijn knie onderzocht.
Het is niet zo dat bij elke knieklacht een verwijzing naar de orthopeed moet plaatsvinden. De inrichtingsarts maakt op grond van het door hem verrichte onderzoek, een eigen afweging voor de meest adequate behandeling. Dat is met betrekking tot de
klachten van klager ook gebeurd.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 22 september 2005

secretaris voorzitter

Naar boven