Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1094/GA, 23 september 2005, beroep
Uitspraakdatum:23-09-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1094/GA

betreft: [klager] datum: 23 september 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 31 maart 2005 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Haaglanden, locatie Zuid te ‘s-Gravenhage,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie hield zitting op 19 juli 2005 in de p.i. Amsterdam.
Zowel klager als de directeur van de p.i. Haaglanden, locatie Zuid, hebben schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf d.d. 20 december 2004 van vijf dagen opsluiting in een strafcel, wegens de weigering mee te werken aan een urinecontrole, alsmede een disciplinaire straf d.d. 25 december 2005 van drie dagen opsluiting in een
strafcel, wegens het aantreffen van opgespaarde medicatie op klagers cel.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep onder meer aangevoerd dat de heer Schouten niet bevoegd was tot het opleggen van disciplinaire straffen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De heer [A] is bij ministeriële beschikking tot en met december 2004 bevoegd geweest tot het opleggen van disciplinaire straffen. Een kopie van de beschikking is echter niet meer in zijn bezit.

Na de behandeling ter zitting is de directeur schriftelijk verzocht door overlegging van een ministeriële beschikking aan te tonen dat de heer [A] in december 2004 was aangewezen als ambtenaar met bevoegdheid tot het opleggen van disciplinaire
straffen.

3. De beoordeling
Uit de per fax toegezonden reactie van de directeur blijkt dat de heer [A] bij ministeriële beschikking van 14 juli 2004 met terugwerkende kracht van 1 juli 2004 tot 1 oktober 2004 is aangewezen als vervanger van de directeur als bedoeld in artikel 3,
vierde lid, Pbw. In september 2004 is door de unit-directeur een verlenging aangevraagd bij de algemeen directeur. Naar thans blijkt is deze verlenging nooit bij de Minister aangevraagd.
Desondanks heeft de heer [A], met toestemming van de directeur, echter nog wel enkele maanden rapporten afgehandeld, tot en met december 2004, ervan uitgaande dat de verlenging gerealiseerd was.
Ingevolge artikel 51, eerste lid, Pbw, kan de directeur (.....) disciplinaire straffen opleggen.
Uit bovenstaande volgt dat de heer [A] hiertoe op 20 en 25 december 2004 niet bevoegd was, nu een hiertoe strekkende ministeriële aanwijzing niet gegeven is.
Reeds hierom zijn klagers meergenoemde disciplinaire straffen door een onbevoegde opgelegd en zal zijn beroep mitsdien gegrond verklaard worden.
Hem zal de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 27,50.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 23 september 2005

secretaris voorzitter

Naar boven