Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1289/GA, 23 augustus 2005, beroep
Uitspraakdatum:23-08-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1289/GA

betreft: [klager] datum: 23 augustus 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Noord van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Haaglanden te ‘s Gravenhage,

gericht tegen een uitspraak van 20 april 2005 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 augustus 2005, gehouden in de p.i. Amsterdam, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij voormelde locatie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft – voorzover in beroep nog aan de orde – een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, wegens verbaal agressief gedrag jegens het personeel.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De reden voor de directeur om beroep in te stellen is gelegen in de omstandigheid dat de beklagcommissie de aard van de klacht in eerste instantie verkeerd heeft geïnterpreteerd. De beklagcommissie heeft de directeur toen niet meer in staat gesteld om
nader schriftelijk te reageren. Er is een probleem geweest bij het invullen van een voedingsbriefje. Eén en ander is toen geëscaleerd en naar aanleiding van die escalatie is vervolgens de onderhavige disciplinaire straf opgelegd. De directeur beperkt
het beroep tot de beslissing van de beklagcommissie met betrekking tot de disciplinaire straf. De directeur is van mening dat de gevolgde procedure bij de oplegging van de onderhavige disciplinaire straf correct is geweest. Het betreffende voorval had
niet hoeven te gebeuren. Klager had begrip kunnen tonen voor het feit dat gegevens uit het geautomatiseerde systeem waren verdwenen en dat dus zijn voedingsvoorkeur opnieuw moest worden ingevuld. Het komt vaker voor dat de voedingsgegevens bij een
wijziging in het systeem verdwenen zijn.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De beklagcommissie heeft klager op goede gronden gelijk gegeven. Het voorval ging over het eten. Het gedrag van het personeel was onprofessioneel en zij hebben toen geen correcte bewoordingen gebezigd jegens klager. Klager heeft in de inrichting tot
tweemaal toe rundvlees verstrekt gekregen, terwijl hij dergelijk vlees als gelovig Hindoe niet mag eten. Klager heeft duidelijk aangegeven dat hij aangepaste voeding verstrekt wenste te krijgen. Toen hij het personeel daarop wees, werd hij door hen
voor
gek gezet. Men deed alsof klager vreemde opmerkingen maakte. Klager had er problemen mee dat hij, na twee dagen geen warme maaltijd te hebben kunnen gebruiken, weer niet serieus werd genomen. Klager gaat er vanuit dat de bij de intake geregistreerde
gegevens duidelijk zijn en dat dit soort voorvallen moet worden voorkomen. Klager heeft toen niet vervelend gedaan. Hij heeft het betreffende personeelslid enkel gevraagd of hij iets ging doen met klagers klacht. Vanaf dat moment ging de betreffende
p.i.w.-er zich provocerend gedragen jegens klager. Hij ging buiten het bewaardershok staan en een andere p.i.w.-er ging in de rug van klager staan. Vervolgens kwam de eerste p.i.w.-er dreigend op klager af. Zij hebben inderdaad neus tegen neus gestaan
maar dat kwam van die p.i.w.-er zelf uit. Vervolgens kreeg klager te horen dat hij de boosdoener was. Klager is het daar niet mee eens. Hij heeft toen enkel nog aangegeven dat hij beklag wenste in te stellen. Vervolgens is, toen klager terugkeerde naar
zijn cel, één en ander naar hem geroepen. Klager zal toen wel iets teruggeroepen hebben. Klager is van mening dat, indien er sprake was van een dreigende situatie, die dreiging niet van hem uitging.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk dat klager ten opzichte van een personeelslid een zodanig gedrag heeft vertoond, dat deze zich daardoor bedreigd kon voelen. Van die bedreiging is door dat personeelslid verslag aangezegd en opgemaakt. De
beroepscommissie ziet geen redenen om te twijfelen aan de inhoud van dat verslag. Dat gedrag van klager rechtvaardigt vervolgens de oplegging van de bestreden disciplinaire straf. Hetgeen door klager naar voren is gebracht, te weten dat hij bedreigd
werd door dat personeelslid, wordt onvoldoende aannemelijk geacht. Het voorgaande maakt dat niet kan worden gezegd dat de bestreden beslissing van de directeur is genomen in strijd met de wet, noch dat die beslissing, bij afweging van alle in
aanmerking
komende belangen, onredelijk of onbillijk moet worden geacht. Het beroep van de directeur is daarom gegrond en de beslissing van de beklagcommissie moet, voorzover in beroep aan de orde, worden vernietigd en het beklag dient in zoverre alsnog ongegrond
te worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag, voorzover in beroep aan de orde, alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, L. Diepenhorst en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 23 augustus 2005

secretaris voorzitter

Naar boven